peak performance
in tax consultancy

 
Home > Belastingverdragen > Bulgarije

Belastingverdrag Bulgarije

innovative_tax

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije [...] belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, Sofia, 06-07-1990
Geldend van 11-05-1994 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

(authentiek: nl)

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije,

Hun wens bevestigende de economische samenwerking uit te breiden en te bevorderen tot wederzijds voordeel,

De wens koesterende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Hoofdstuk I. REIKWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST

Artikel 1.Personen op wie de overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Staten van beide Staten.

Artikel 2.Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is

  1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een van de Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
  2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, of naar bestanddelen van het inkomen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het totaalbedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
  3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
  4. a) in Nederland:

-    de inkomstenbelasting,

-    de loonbelasting,

-    de vennootschapsbelasting, waaronder begrepen het aandeel van de regering in de netto winsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of geheven krachtens de Nederlandse Mijnwet continentaal plat 1965,

-    de dividendbelasting,
(hierna te noemen: „Nederlandse belasting”);

  1. b) in Bulgarije:

-    belasting naar het gehele inkomen,

-    belasting naar het inkomen van alleenstaande mannen en vrouwen, gescheiden personen en gezinnen zonder kinderen,

-    belasting naar de winst,
(hierna te noemen: „Bulgaarse belasting”).

 

  1. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht. Ingeval twijfel rijst bij het bepalen of belastingen gelijk of in wezen gelijksoortig zijn, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Staten met elkaar overleg plegen, zulks met inachtneming van de bepalingen van artikel 25.

Hoofdstuk II. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 3.Algemene begripsbepalingen

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij de context anders vereist:
  2. a) betekent de uitdrukking „Staat” Nederland of Bulgarije, al naar de context vereist; betekent de uitdrukking „Staten” Nederland en Bulgarije;
  3. b) betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan voor zover dat gebied in overeenstemming met het internationale recht krachtens de Nederlandse wetgeving is of zal worden aangemerkt als een gebied waarbinnen Nederland souvereine rechten kan uitoefenen met betrekking tot de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem of de ondergrond daarvan;
  4. c) betekent de uitdrukking „Bulgarije” de Volksrepubliek Bulgarije en, wanneer zij in aardrijkskundige zin wordt gebezigd, het gebied waarover de Volksrepubliek Bulgarije als Staat haar soevereiniteit uitoefent en het continentale plat en de exclusieve economische zone waarbinnen de Volksrepubliek Bulgarije in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten uitoefent;
  5. d) omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;
  6. e) betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
  7. f) betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een van de Staten” en „onderneming van de andere Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een van de Staten en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Staat;
  8. g) betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip, luchtvaartuig of wegvoertuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een van de Staten is gelegen, behalve wanneer het schip, luchtvaartuig of voertuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Staat zijn gelegen;
  9. h) betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:
  10. in Nederland de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
  11. in Bulgarije de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

 

  1. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een van de Staten heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4.Inwoner

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een van de Staten”:
  2. a) indien het Nederland betreft, iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van Nederland, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats; verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid; deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in Nederland slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in Nederland;
  3. b) indien het Bulgarije betreft, iedere natuurlijke persoon die, ingevolge de wetgeving van Bulgarije, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn nationaliteit en die geen inwoner is van een derde Staat, alsmede iedere andere persoon dan een natuurlijke persoon die, ingevolge de wetgeving van Bulgarije, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van de plaats van zijn hoofdkantoor op zijn registratie.

 

  1. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid van dit artikel inwoner van beide Staten is, dan wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen). Indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met inachtneming van omstandigheden zoals zijn nationaliteit of zijn gewoonlijk verblijf.
  2. Indien een andere persoon dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5.Vaste inrichting

  1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
  2. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:
  3. a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
  4. b) een filiaal;
  5. c) een kantoor;
  6. d) een fabriek;
  7. e) een werkplaats of afdeling, en
  8. f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

 

  1. Een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructieen montagewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de duur ervan negen maanden overschrijdt.
  2. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking „vaste inrichting” geacht niet te omvatten:
  3. a) het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
  4. b) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering, bij voorbeeld goederen op koopwaar die worden tentoongesteld op handelsbeurzen of worden verkocht na afloop van de handelsbeurs;
  5. c) het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
  6. d) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
  7. e) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
  8. f) het uitvoeren van constructie- of installatie- of montagewerkzaamheden door een onderneming van een van de Staten uit hoofde van een contract tot levering van machines of uitrusting van die Staat naar de andere Staat;
  9. g) het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

 

  1. De volgende soorten werkzaamheden van een inwoner van een Staat worden, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, eveneens geacht niet te worden uitgeoefend door middel van een vaste inrichting in de andere Staat: het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor de vergemakkelijking van het afsluiten of slechts de ondertekening van overeenkomsten betreffende leningen, de levering van goederen of koopwaar of de verlening van technische diensten, ongeacht of deze werkzaamheden van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben of de hoofdactiviteit vormen voor die persoon.
  2. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zevende lid van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een van de Staten gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die personen beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.
  3. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een van de Staten te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
  4. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

Hoofdstuk III. BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN

Artikel 6.Inkomsten uit onroerende goederen

  1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een van de Staten uit onroerende goederen (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.
  2. De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. Schepen, binnenschepen, luchtvaartuigen en wegvoertuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
  3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
  4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

Artikel 7.Winst uit onderneming

  1. De voordelen van een onderneming van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
  2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht kan worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk, transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
  3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten - waaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
  4. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
  5. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.
  6. Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8.Internationaal Vervoer

  1. Voordelen uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
  2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Staat waar de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in de Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
  3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is ook van toepassing op voordelen uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 9.Gelieerde ondernemingen

  1. Indien
  2. a) een onderneming van een van de Staten onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Staat, of
  3. b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een van de Staten en een onderneming van de andere Staat,
    en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

 

Artikel 10.Dividenden

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
  2. Deze dividenden mogen echter ook in de Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:
  3. a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam (niet zijnde een maatschap of een vennootschap onder firma) is dat onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt;
  4. b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.

 

  1. De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede lid.
  2. De bepalingen van het tweede lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
  3. De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
  4. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  5. Indien een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11.Interest

  1. Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat is slechts in die andere Staat belastbaar indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is.
  2. De bevoegde autoriteiten van de Staten treffen in onderlinge overeenstemming een regeling voor de wijze waarop de Staat waaruit de interest afkomstig is van zijn belastingheffing afziet.
  3. De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
  4. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12.Royalty's

  1. Royalty's afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat mogen in die andere Staat worden belast indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is.
  2. Deze royalty's mogen echter ook in de Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat, worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is, mag de aldus geheven belasting 5 percent van het brutobedrag van de royalty's niet overschrijden.
  3. De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede lid.
  4. De uitdrukking „royalty's”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms, van een octrooi of een certificaat van uitvinding of vernieuwing, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een computerprogramma, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. De uitdrukking „royalty's” omvat eveneens vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik of het recht van gebruik van nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, doch slechts voor zover die vergoedingen voortvloeien uit een contract tot overdracht van know-how.
  5. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting; of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  6. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 13.Vermogenswinsten

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Staat mogen in die andere Staat worden belast.
  2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een van de Staten in de andere Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.
  3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Het bepaalde in artikel 8, tweede lid, is hierbij van toepassing.
  4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die bedoeld in het eerste, tweede en derde lid zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
  5. De bepalingen van het vierde lid tasten niet aan het recht van elk van de Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen over voordelen die uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat, volgens de wetgeving van die Staat, inwoner is van die Staat, worden verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Staat en die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest.

Artikel 14.Vrij beroep

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over zulk een vast middelpunt beschikt mogen de voordelen in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend.
  2. De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15.Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen

  1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.
  2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een in de andere Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:
  3. a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het belastingjaar van die Staat een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
  4. b) de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
  5. c) de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

 

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, luchtvaartuig of wegvoertuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 16.Directeursbeloningen

Directeursbeloningen en andere beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

Artikel 17.Artiesten en sportbeoefenaars

  1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een van de Staten als artiest, zoals een toneelspeler, film-, radio-, of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Staat, worden belast in die andere Staat.
  2. Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.
  3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel, zijn'voordelen of inkomsten verkregen uit de werkzaamheden als omschreven in het eerste lid vrijgesteld van belasting in de Staat waarin deze werkzaamheden worden verricht, indien het bezoek van de artiesten, de musici of de sportbeoefenaars aan een van de Staten geheel of in hoofdzaak wordt bekostigd uit de openbare middelen van de andere Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, of indien deze werkzaamheden worden verricht in het kader van een culturele overeenkomst of sportovereenkomst of regeling tussen de Staten.

Artikel 18.Pensioenen en sociale zekerheidsuitkeringen

  1. Onder voorbehoud van de bepaling van artikel 19, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een van de Staten ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
  2. Indien deze beloningen echter geen periodiek karakter dragen en worden betaald ter zake van een vroegere dienstbetrekking in de andere Staat, mogen de beloningen in die andere Staat worden belast.
  3. Pensioenen en andere betalingen krachtens de bepalingen van een sociaal zekerheidsstelsel van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in de eerstbedoelde Staat worden belast.

Artikel 19.Overheidsfuncties

1.

  1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
  2. b) Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Staat belasbtaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat, die:
  3. onderdaan is van die Staat; of
  4. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.

 

2.

  1. a) Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.
  2. b) Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Staat belastaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

 

  1. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 20.Hoogleraren en andere docenten

  1. Vergoedingen die een hoogleraar of andere docent die inwoner is van een van de Staten die in de andere Staat verblijft met het doel gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden aan een universiteit, hogeschool of andere inrichting voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek in die andere Staat, voor dat onderwijs of dat onderzoek ontvangt, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
  2. Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Artikel 21.Studenten

  1. Betalingen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een van de Staten, inwoner was van de andere Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, mits deze betalingen aan hem worden gedaan uit bronnen buiten die Staat.
  2. Inkomsten die in een belastingjaar een bedrag van 7 000 gulden of de tegenwaarde daarvan in Bulgaarse valuta niet te boven gaan, verkregen door een student die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een van de Staten inwoner was van de andere Staat en die uitsluitend voor zijn studie in de eerstbedoelde Staat verblijft, ter zake van werkzaamheden verricht in de eerstbedoelde Staat, zijn niet belastbaar in de eerstbedoelde Staat gedurende een tijdvak van niet langer dan vier opeenvolgende jaren vanaf de datum van aankomst van die student in die Staat.
  3. Inkomsten die in een belastingjaar een bedrag van 2 000 gulden of de tegenwaarde in Bulgaarse valuta niet te boven gaan, verkregen door een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een van de Staten inwoner was van de andere Staat en die uitsluitend voor zijn opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ter zake van werkzaamheden verricht in de eerstbedoelde Staat, zijn niet belastbaar in de eerstbedoelde Staat, mits die werkzaamheden verband houden met de opleiding van die voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon of daaruit voortvloeien en de duur van die werkzaamheden een totaal van 183 dagen in een belastingjaar niet te boven gaat.

Artikel 22.Overige Inkomsten

  1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
  2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen zoals omschreven na artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht op de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

Hoofdstuk IV. VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING

Artikel 23.Vermijding van dubbele belasting

  1. Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Bulgarije mogen worden belast.
  2. Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 16, artikel 18, derde lid, artikel 19, eerste lid, onderdeel a), en tweede lid, onderdeel a), en artikel 22, tweede lid, van deze Overeenkomst in Bulgarije mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde bestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
  3. Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 17 en artikel 18, tweede lid, van deze Overeenkomst in Bulgarije mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk van de in Bulgarije over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
  4. In Bulgarije wordt dubbele belasting als volgt vermeden:
  5. a) indien een inwoner van Bulgarije inkomen verkrijgt dat, in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, in Nederland mag worden belast, zal dat inkomen in Bulgarije van belasting worden vrijgesteld;
  6. b) dat inkomen mag echter niettemin in aanmerking worden genomen bij de berekening van het belastingbedrag over het resterende inkomen van die inwoner;
  7. c) niettegenstaande de bepalingen van onderdelen a) en b), verleent Bulgarije, indien een inwoner van Bulgarije dividenden, royalty's of vermogenswinsten verkrijgt die, in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 10, 12 en 13, vijfde lid, in Nederland mogen worden belast, als vermindering van belasting over het inkomen van die inwoner een bedrag dat gelijk is aan de belasting die in Nederland is betaald. Deze vermindering overschrijdt echter niet dat deel van de vóór deze vermindering berekende belasting, dat aan de uit die andere Staat verkregen inkomensbestanddelen kan worden toegerekend.

 

Voor de toepassing van dit lid worden bij de vaststelling van de belastingen naar het inkomen, betaald aan Nederland, de investeringsbijdragen en -toeslagen en de de investeringsbetalingen als bedoeld in de Nederlandse Wet investeringsrekening niet in aanmerking genomen. Voor de toepassing van dit lid worden de belastingen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a), en vierde lid, beschouwd als belastingen naar het inkomen.

Hoofdstuk V. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 24.Non-discriminatie

  1. Onderdanen van een van de Staten worden in de andere Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een van de Staten of van beide Staten.
  2. De uitdrukking „onderdanen” betekent:
  3. a) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een van de Staten bezitten;
  4. b) alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een van de Staten van kracht is.

 

  1. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet zo worden uitgelegd, dat zij een van de Staten verplicht aan inwoners van de andere Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.
  2. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, vijfde lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.
  3. Ondernemingen van een van de Staten, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffingen daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden ontworpen.
  4. De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25.Regeling voor onderling overleg

  1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de Staten of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 24, eerste lid, aan die van de Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
  2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Staten.
  3. De bevoegde autoriteiten van de Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarin de Overeenkomst niet voorziet.
  4. De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.

Artikel 26.Uitwisseling van inlichtingen

  1. De bevoegde autoriteiten van de Staten wisselen die inlichtingen uit die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst. Alle door een van de Staten ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (waaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken.
  2. In geen geval worden de bepalingen van het eerst lid zo uitgelegd dat zij een van de Staten de verplichting opleggen:
  3. a) administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;
  4. b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Staat;
  5. c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, of inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

 

Artikel 27.Diplomatieke en consulaire ambtenaren

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

Artikel 28.Uitbreiding tot andere gebieden

  1. Deze Overeenkomst kan, hetzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot Aruba of de Nederlandse Antillen, indien het betrokken land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Zulk een uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, waaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij diplomatieke notawisseling.
  2. Tenzij anders is overeengekomen, brengt de beëindiging van de Overeenkomst niet met zich mede, dat tevens de uitbreiding van de Overeenkomst tot enig land waartoe zij ingevolge dit artikel is uitgebreid, wordt beëindigd.

Hoofdstuk VI. SLOTBEPALINGEN

Artikel 29.Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de laatste van de beide kennisgevingen is ontvangen.

Artikel 30.Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een van de Overeenkomstsluitende Partijen wordt beëindigd. Elk van de Partijen kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden, voor het einde van enig kalenderjaar na het Verstrijken van een periode van vijf jaar na de datum van inwerkingtredingvan de Overeenkomst een kennisgeving van beëindiging te doen. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Sofia, de 6 juli 1990, in tweevoud in de Nederlandse, de Bulgaarse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval de Nederlandse en de Bulgaarse tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) V. H. MEERTINS

Voor de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije,

(w.g.) B. BELTCHEV

Protocol

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belastingen met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Volksrepubliek Bulgarije gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

  1. Ad artikel 3

Het is wel verstaan dat de uitdrukking „Nederland” de exclusieve economische zone omvat waarbinnen Nederland soevereine rechten kan uitoefenen in overeenstemming met het internationale recht, indien Nederland zal overgaan tot de aanwijzing van een zodanige zone in de Nederlandse wetgeving en de uitoefening van heffingsrechten daarin.

  1. Ad artikelen 5, 7 en 10

Het is wel verstaan dat inkomsten, verkregen uit economische activiteiten in Bulgarije door een inwoner van Nederland in overeenstemming met de bepalingen, neergelegd in Artikel 101 van Decreet No. 56 over Economische Activiteit van de Staatsraad van de Volksrepubliek Bulgarije, 1989, in Bulgarije worden belast in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 en 7 van deze Overeenkomst. Om die reden worden die inkomsten, ongeacht of ze zijn overgemaakt naar Nederland, niet beschouwd als dividenden zoals bedoeld in artikel 10 van deze Overeenkomst. Deze bepaling vindt geen toepassing bij een deelneming in een vennootschap op aandelen of een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht in overeenstemming met Decreet No. 56 over Economische Activiteit van de Staatsraad van de Volksrepubliek Bulgarije, 1989.

III. Ad artikel 6

Het is wel verstaan dat de uitdrukking „onroerende goederen” in ieder geval omvat de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen.

  1. Ad artikel 7

Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een van de staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.

  1. Ad artikel 9
  2. a) Het is wel verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals „costsharing”-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in artikel 9.
  3. b) Indien een van de Staten in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou ben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen, voor zover die andere Staat van oordeel is dat de aanpassing gerechtvaardigd is. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Staten zo nodig met elkaar overleg.

 

  1. Ad artikelen 10 en 11

Het is wel verstaan dat de uitdrukking „dividenden”, wat Nederland betreft, omvat inkomsten uit schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst.

VII. Ad artikelen 10, 11 en 12

Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

VIII. Ad artikel 12

Niettegenstaande de bepalingen van artikel 12, tweede lid, zijn royalty's afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat slechts in die andere Staat belastbaar, zolang Nederland ingevolge de bepalingen van het Nederlandse belastingrecht geen bronbelasting over royalty's heft.

  1. Ad artikel 16

Het is wel verstaan dat de uitdrukking „lid van de raad van beheer” betekent:

  1. wat Nederland betreft, een „bestuurder” of een „commissaris”;
  2. wat Bulgarije betreft, een lid van een toezichthoudende en leidinggevende raad.

 

  1. Ad artikel 19

Het is wel verstaan dat de bepalingen van artikel 19, eerste, en tweede lid, van toepassing zijn op salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, alsmede op pensioenen verkregen door een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan de Bulgaarse Associatie voor Toerisme.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Sofia, de 6 Juli 1990, in tweevoud in de Nederlandse, de Bulgaarse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval de Nederlandse en de Bulgaarse tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) V. H. MEERTINS

Voor de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije,

(w.g.) B. BELTCHEV

Terug

Contact opnemen met Innovative Tax




Bezoekadres

Contact

Volg ons