peak performance
in tax consultancy

 

Belastingverdrag Chili

innovative_tax

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Chili,

 

Tractatenblad 2021 16       21

 

Geleid door de wens hun economische betrekkingen verder te ontwikkelen en hun samenwerking op belastinggebied te verbeteren,

Voornemens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting (daaronder begrepen het gebruik van treaty-shopping-structuren die als doel hebben in dit Verdrag voorziene tegemoetkomingen te verkrijgen in het indirecte voordeel van inwoners van derde staten),

Zijn het volgende overeengekomen:

 

HOOFDSTUK I

REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG

 

Artikel 1 Personen op wie het verdrag van toepassing is

  1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende staten.
  2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt inkomen dat is verkregen door of door tussenkomst van een entiteit of een constructie die op grond van de belastingwetgeving van een van de verdragsluitende staten als geheel of gedeeltelijk fiscaal transparant behandeld wordt, geacht inkomen te zijn van een inwoner van een verdragsluitende staat, maar uitsluitend voor zover dat inkomen door die staat voor belastingdoeleinden behandeld wordt als inkomen van een inwoner van die staat. Voor de toepassing van dit lid betekent de uitdrukking „fiscaal transparant” situaties waarin, volgens de wetgeving van een verdragsluitende staat, inkomen of een deel daarvan van een entiteit of een constructie niet belast wordt op het niveau van de entiteit of constructie maar op het niveau van de personen die een belang hebben in die entiteit of constructie als ware dat inkomen of een deel daarvan direct verworven door deze personen op het ogenblik dat het inkomen of een deel daarvan wordt verkregen ongeacht of dat inkomen of een deel daarvan door deze entiteit of constructie aan deze personen wordt uitgekeerd.
  3. Dit Verdrag laat onverlet de belastingheffing, door een verdragsluitende staat, van zijn inwoners, behalve waar het de voordelen betreft die worden toegekend op grond van het eerste en tweede lid van artikel 9, het zesde lid van artikel 13, en de artikelen 19, 20, 21, 23, 24, 25 en 29.

 

Artikel 2 Belastingen waarop het verdrag van toepassing is

  1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die worden geheven ten behoeve van een verdragsluitende staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, ongeacht de wijze van heffing.
  2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar inkomensbestanddelen of vermogensbestanddelen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het totale bedrag van de door de ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
  3. De bestaande belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, zijn met name:
  4. in Chili, de belastingen die worden geheven uit hoofde van de Wet inkomstenbelasting, „Ley sobre Impu-esto a la Renta” (hierna te noemen: „Chileense belasting”); en
  5. in Nederland, de belastingen die worden geheven uit hoofde van:

– de inkomstenbelasting;

– de loonbelasting;

– de vennootschapsbelasting, waaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten

behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet;

– de dividendbelasting;

– de bronbelasting;

(hierna te noemen: „Nederlandse belasting”).

  1. Het Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen en belastingen naar het vermogen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten stellen elkaar in kennis van alle wezenlijke wijzigingen die in hun belastingwetgeving zijn aangebracht.

 

 

HOOFDSTUK II

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 3 Algemene begripsbepalingen

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:
  2. betekenen de uitdrukkingen „een verdragsluitende staat” en „de andere verdragsluitende staat” de Republiek Chili of het Koninkrijk der Nederlanden, al naargelang de context vereist, hierna respectievelijk te noemen „Chili” of „Nederland”;
  3. betekent de uitdrukking „Nederland” het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten en grenzend aan die territoriale zee waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationaal recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent;
  4. betekent de uitdrukking „Chili” de Republiek Chili, met inbegrip van haar territoriale zee en elk gebied buiten haar territoriale zee waarbinnen de Republiek Chili, in overeenstemming met het internationaal recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent;
  5. omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen, alsmede een erkend pensioenfonds;
  6. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
  7. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een verdragsluitende staat” en „onderneming van de andere verdragsluitende staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een verdragsluitende staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere verdragsluitende staat;
  8. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, behalve wanneer dergelijk vervoer uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in een verdragsluitende staat zijn gelegen en de onderneming die het vervoer exploiteert geen onderneming van die staat is;
  9. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:
  10. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
  11. wat Chili betreft, de minister van Financiën, de commissaris van de belastingdienst of hun bevoegde

vertegenwoordigers;

  1. betekent de uitdrukking „onderdaan”:
  2. wat Nederland betreft, elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van het Koninkrijk der Nederlanden bezit en elke rechtspersoon die, elk samenwerkingsverband dat of elke vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;
  3. wat Chili betreft:
  4. elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van Chili bezit;
  5. elke rechtspersoon of vereniging opgericht in overeenstemming met de wetgeving die in Chili van kracht is;
  6. betekent de uitdrukking „erkend pensioenfonds” van een verdragsluitende staat elke in die staat gevestigde persoon, entiteit of constructie die:
  7. in het algemeen is vrijgesteld van belastingen naar het inkomen in die staat; en
  8. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend opgericht en werkzaam is voor het beheren of het voorzien in oudedagsvoorzieningen of soortgelijke voorzieningen, tevens indien deze voorzieningen ondergeschikt of bijkomstig zijn, ten behoeve van natuurlijke personen en die als zodanig gereguleerd wordt door die staat of door een van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan; of

iii.      uitsluitend of nagenoeg uitsluitend opgericht en werkzaam is om gelden te beleggen ten voordele van entiteiten of constructies zoals bedoeld in onderdeel ii.

  1. Voor de toepassing van het Verdrag op enig moment door een verdragsluitende staat heeft elke daarin niet omschreven uitdrukking, tenzij de context anders vereist, de betekenis welke deze op dat moment heeft volgens de wetgeving van die staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die staat prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die staat aan die uitdrukking wordt gegeven.

 

Artikel 4 Inwoner

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „inwoner van een verdragsluitende staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, plaats van oprichting of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat tevens de staat zelf en elk staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan

alsmede een erkend pensioenfonds van die staat. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomen uit bronnen in die staat of van vermogen dat in die staat is gelegen.

  1. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide verdragsluitende staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:
  2. hij wordt geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
  3. indien niet kan worden bepaald in welke staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
  4. indien hij in beide staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn

van de staat waarvan hij onderdaan is;

  1. indien hij onderdaan is van beide staten of van geen van beide staten, regelen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten de aangelegenheid in een onderlinge overlegprocedure.
  2. Indien een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide verdragsluitende staten is, trachten de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten in onderlinge overeenstemming te bepalen van welke verdragsluitende staat die persoon geacht wordt inwoner te zijn voor de toepassing van het Verdrag, daarbij rekening houdend met zijn plaats van werkelijke leiding, de plaats waar hij is opgericht en alle andere relevante factoren. Wanneer dergelijke overeenstemming ontbreekt, is die persoon niet gerechtigd tot enige belastingvermindering of -vrijstelling waarin dit Verdrag voorziet, behalve in de mate waarin en de wijze waarop dat wordt overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten.

 

Artikel 5 Vaste inrichting

  1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden verricht.
  2. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:
  3. een plaats waar leiding wordt gegeven;
  4. een filiaal;
  5. een kantoor;
  6. een fabriek;
  7. een werkplaats, en
  8. een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of elke andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen of geëxploiteerd.
  9. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat eveneens:
  10. een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden en de toezichthoudende activiteiten die daarmee verband houden, maar alleen indien deze blijft voortbestaan of de werkzaamheid voortduurt gedurende meer dan zes maanden;
  11. een installatie, een boorinstallatie, een schip gebruikt voor de exploratie van natuurlijke rijkdommen, of exploratiewerkzaamheden en andere werkzaamheden ten behoeve van de winning of exploitatie van natuurlijke rijkdommen in de andere verdragsluitende staat, maar alleen indien deze werkzaamheden voortduren of worden verricht in de andere staat gedurende een tijdvak of tijdvakken van in totaal 30 dagen in een tijdvak van twaalf maanden;
  12. het verlenen van diensten, daaronder begrepen diensten van adviserende aard, door een onderneming door middel van werknemers of andere natuurlijke personen die door de onderneming daartoe zijn aangesteld, echter alleen indien zulke werkzaamheden in een verdragsluitende staat worden verricht gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar in totaal meer dan 183 dagen voortduurt of voortduren.

De duur van de werkzaamheden op grond van de onderdelen a, b en c wordt bepaald door de tijdvakken waarin de werkzaamheden worden uitgeoefend in een verdragsluitende staat door nauw verbonden ondernemingen samen te voegen, op voorwaarde dat de werkzaamheden van een dergelijke nauw verbonden onderneming in die verdragsluitende staat verband houden met de werkzaamheden die in die verdragsluitende staat worden uitgeoefend door zijn nauw verbonden ondernemingen. Het tijdvak waarin twee of meer nauw verbonden ondernemingen gelijktijdig werkzaamheden uitoefenen wordt slechts een keer meegeteld bij het bepalen van de duur van de werkzaamheden.

  1. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking „vaste inrichting” geacht niet te omvatten:
  2. het gebruikmaken van inrichtingen uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
  3. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
  4. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
  5. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of informatie in te winnen;
  6. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting uitsluitend ten behoeve van reclame, voor het verstrekken van informatie of voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, voor de onderneming, op voorwaarde dat die werkzaamheid van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
  7. Het vierde lid is niet van toepassing op een vaste bedrijfsinrichting die door een onderneming gebruikt of aangehouden wordt indien dezelfde onderneming of een nauw daarmee verbonden onderneming op dezelfde plaats of op een andere plaats in dezelfde verdragsluitende staat bedrijfsactiviteiten verricht, en
  8. die plaats of die andere plaats voor de onderneming of voor de nauw daarmee verbonden onderneming een vaste inrichting vormt op grond van de bepalingen van dit artikel; of
  9. het geheel van de activiteiten dat resulteert uit de combinatie van de activiteiten die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen worden uitgeoefend, niet van voorbereidende aard is of het karakter van hulp-werkzaamheid heeft,

op voorwaarde dat de bedrijfsactiviteiten die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen, worden uitgeoefend aanvullende taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.

  1. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid, maar onder voorbehoud van de bepalingen van het zevende lid, indien een persoon namens een onderneming optreedt in een verdragsluitende staat en daarbij gewoonlijk overeenkomsten sluit, of gewoonlijk de voornaamste rol speelt die leidt tot het sluiten van overeenkomsten die stelselmatig zonder materiële wijziging door de onderneming gesloten worden, en die overeenkomsten gesloten zijn
  2. in naam van de onderneming, of
  3. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die onderneming toebehoren of ter zake waarvan de onderneming het gebruiksrecht heeft, of
  4. voor het verlenen van diensten door die onderneming,

wordt die onderneming geacht in die staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot alle werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van een dergelijke persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij zouden worden verricht door middel van een vaste bedrijfsinrichting (anders dan een vaste bedrijfsinrichting waarop het vijfde lid van toepassing zou zijn), deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.

  1. Het zesde lid is niet van toepassing indien de persoon die in een verdragsluitende staat optreedt voor een onderneming van de andere verdragsluitende staat, in de eerstgenoemde staat een bedrijf uitoefent als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor de onderneming handelt in de normale uitoefening van dat bedrijf. Wanneer een persoon evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend optreedt voor een of meer ondernemingen waarmee hij nauw verbonden is, wordt die persoon ten opzichte van elke dergelijke onderneming niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger te zijn in de zin van dit lid.
  2. Ten behoeve van de toepassing van dit artikel is een persoon of onderneming nauw verbonden met een onderneming indien uit alle relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de ene zeggenschap heeft over de andere of dat beide onder zeggenschap staan van dezelfde personen of ondernemingen. In elk geval wordt een persoon of onderneming geacht nauw verbonden te zijn met een onderneming indien de ene direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang in de ander (of, in het geval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van het lichaam) of indien een andere persoon of onderneming direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang (of, in het geval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van het lichaam) in de persoon en de onderneming of in de twee ondernemingen.
  3. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat of dat in die andere staat zijn bedrijf uitoefent (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), bestempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

 

HOOFDSTUK III

BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN

Artikel 6 Inkomen uit onroerende zaken

  1. Inkomen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen inkomen uit landbouw- of bosbedrijven) gelegen in de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere staat worden belast.
  2. Voor de toepassing van dit Verdrag heeft de uitdrukking „onroerende zaken” de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de verdragsluitende staat waarin de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de zaken die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op variabele of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende zaken beschouwd.
  3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomen verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.
  4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn eveneens van toepassing op inkomen uit onroerende zaken van een onderneming en op inkomen uit onroerende zaken die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

 

Artikel 7 Winst uit onderneming

  1. De winst van een onderneming van een verdragsluitende staat is slechts in die staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere verdragsluitende staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, mag de winst van de onderneming in de andere staat worden belast, maar slechts in zoverre deze aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
  2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid wordt, indien een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting, in elk van de verdragsluitende staten aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.
  3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de staat waarin de vaste inrichting is gelegen, hetzij elders.
  4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.
  5. Indien de winst inkomensbestanddelen bevat die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
  6. Niettegenstaande de bepalingen van dit artikel mogen premies ter zake van verzekeringspolissen uitgegeven door een onderneming van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat belast worden in de andere staat in overeenstemming met zijn nationale recht. Echter, behoudens indien de premie kan worden toegerekend aan een vaste inrichting van de onderneming gelegen in die andere verdragsluitende staat, mag de aldus geheven belasting niet meer bedragen dan:
  7. 2 percent van het brutobedrag van de premies in het geval van herverzekeringspolissen; en
  8. 5 percent van het brutobedrag van de premies in het geval van alle overige verzekeringspolissen.

 

 

Artikel 8 Scheep- en luchtvaart

  1. Winst van een onderneming van een verdragsluitende staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts in die staat belastbaar.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
  3. omvat de uitdrukking „winst”:
  4. bruto-ontvangsten die direct worden verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, en
  5. interest over de bedragen die direct worden verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, maar uitsluitend indien dergelijke interest bijkomstig is aan de exploitatie.
  6. omvat de uitdrukking „exploitatie van schepen of luchtvaartuigen” door een onderneming mede:
  7. de charter of verhuur zonder bemanning van schepen en luchtvaartuigen;
  8. de verhuur van containers en daarmee verband houdende uitrusting,

indien dat charteren of die verhuur bijkomstig is aan de exploitatie door die onderneming van schepen of

luchtvaartuigen in internationaal verkeer.

  1. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op winst uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

 

Artikel 9 Gelieerde ondernemingen

  1. Indien
  2. een onderneming van een verdragsluitende staat direct of indirect deelneemt aan de leiding van, aan het

toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere verdragsluitende staat,

of

  1. dezelfde personen direct of indirect deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een verdragsluitende staat en een onderneming van de andere verdragsluitende staat,

en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag alle winst die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

  1. Indien een verdragsluitende staat in de winst van een onderneming van die staat winst begrijpt – en dienovereenkomstig belast – ter zake waarvan een onderneming van de andere verdragsluitende staat in die andere staat in de belastingheffing is betrokken en deze winst bestaat uit winst welke de onderneming van de eerstgenoemde staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, past die andere staat, indien hij ermee instemt dat de aanpassing gedaan door de eerstgenoemde staat gerechtvaardigd is, zowel in principe als met betrekking tot het bedrag, dienovereenkomstig het bedrag aan belasting aan dat aldaar over die winst is geheven. Bij de vaststelling van een dergelijke aanpassing worden de overige bepalingen van dit Verdrag naar behoren in acht genomen en plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten zo nodig met elkaar overleg.
  2. Een verdragsluitende staat neemt winst die de onderneming zou hebben behaald, maar ingevolge de voorwaarden zoals bedoeld in het eerste lid niet is behaald, niet in de winst van de onderneming op en belast deze dienovereenkomstig niet, na zes jaar vanaf het einde van het belastingjaar waarin de winst door de onderneming zou zijn behaald.

 

Artikel 10 Dividenden

  1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.
  2. Deze dividenden mogen echter ook in de verdragsluitende staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:
  3. 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam is dat direct ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt gedurende een periode van 365 dagen waarin de dag valt waarop de dividenden betaald worden (voor het berekenen van die periode wordt geen rekening gehouden met veranderingen van eigenaarschap die rechtstreeks voortvloeien uit een bedrijfsreorganisatie, zoals een fusie of een splitsing, van het lichaam dat de aandelen bezit of de dividenden betaalt); en
  4. 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle overige gevallen.
  5. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, worden deze dividenden niet belast in de verdragsluitende staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een erkend pensioenfonds is van de andere verdragsluitende staat.
  6. De bepalingen van het tweede en derde lid beperken niet de toepassing van de aanvullende belasting (Additional Tax) die verschuldigd is in Chili mits de belasting van de eerste categorie (First Category Tax) verrekenbaar is bij het berekenen van het bedrag van de aanvullende belasting.
  7. De bepalingen van het tweede, derde en vierde lid laten de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald onverlet.
  8. De uitdrukking „dividenden” zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomen uit aandelen of andere rechten, niet zijnde schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomen uit andere rechten dat door de wetgeving van de staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing wordt onderworpen als inkomen uit aandelen.
  9. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en het bezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het vermogen van die vaste inrichting of dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  10. Indien een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat, winst of inkomen verkrijgt uit de andere verdragsluitende staat, mag die andere staat geen belasting heffen over de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover dergelijke dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere staat of voor zover het bezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het vermogen van een in die andere staat gelegen vaste inrichting of vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst die of inkomen dat uit die andere staat afkomstig is.
  11. Niettegenstaande de bepalingen van de overige leden van dit artikel mogen dividenden betaald door een lichaam dat krachtens de wetgeving van een verdragsluitende staat inwoner van die staat is, aan een natuurlijke persoon die een inwoner van de andere verdragsluitende staat is en die, ter zake van het niet langer inwoner zijn van de eerstgenoemde staat, wordt belast over de waardevermeerdering van vermogen als bedoeld in het zesde lid van artikel 13, in overeenstemming met de wetgeving van die staat ook in die staat worden belast, maar uitsluitend voor zover er van de aanslag ter zake van de waardevermeerdering van vermogen nog een bedrag openstaat.

 

Artikel 11 Interest

  1. Interest afkomstig uit een verdragsluitende staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, mag in die andere staat worden belast.
  2. Deze interest mag echter ook in de verdragsluitende staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden: a. 4 percent van het brutobedrag aan interest indien de uiteindelijk gerechtigde van de interest een inwoner

is van de andere verdragsluitende staat die ofwel:

  1. een bank of een verzekeringsmaatschappij is;
  2. een onderneming is die een wezenlijk deel van haar bruto-inkomen ontleent aan het actief en regel-

matig uitoefenen van leen- of financieringsactiviteiten, waarbij transacties worden uitgevoerd met niet-gerelateerde partijen, waarbij de onderneming niet gerelateerd is aan de betaler van de interest;

iii.      een onderneming is die machines of uitrusting heeft verkocht, waarbij de interest wordt betaald in

verband met de verkoop op afbetaling van dergelijke machines of uitrusting;

  1. 10 percent van het brutobedrag van de interest in alle overige gevallen.
  2. De uitdrukking „interest” zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomen uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, en in het bijzonder inkomen uit overheidsleningen en inkomen uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan dergelijke leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies alsmede inkomen dat ingevolge de wetgeving van de staat waaruit het inkomen afkomstig is wordt onderworpen aan dezelfde fiscale behandeling als inkomen uit geldleningen. De uitdrukking interest omvat niet inkomen dat behandeld wordt in artikel 10.
  3. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het vermogen van die vaste inrichting of dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  4. Interest wordt geacht uit een verdragsluitende staat afkomstig te zijn indien deze wordt betaald door een inwoner van die staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een verdragsluitende staat is of niet, in een verdragsluitende staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt gelegen is.
  5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, ongeacht de grond, hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de verdragsluitende staten, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag.

 

Artikel 12 Royalty’s

  1. Royalty’s afkomstig uit een verdragsluitende staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat mogen in die andere staat worden belast.
  2. Deze royalty’s mogen echter ook in de verdragsluitende staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:
  3. 2 percent van het brutobedrag van de royalty’s ontvangen als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting, maar met uitzondering van schepen, luchtvaartuigen of containers als behandeld in artikel 8; en
  4. 10 percent van het brutobedrag van overige royalty’s.
  5. De uitdrukking „royalty’s” zoals gebezigd in dit artikel betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms, of films, banden en andere middelen voor de reproductie van beeld of geluid, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of ander soortgelijk immaterieel eigendom, of voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting, of voor informatie omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
  6. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het vermogen van die vaste inrichting of dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  7. Royalty’s worden geacht uit een verdragsluitende staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die staat. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een verdragsluitende staat is of niet, in een verdragsluitende staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van royalty’s was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, worden deze royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gelegen.
  8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, ongeacht de grond, hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de verdragsluitende staten, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag.

 

Artikel 13 Vermogenswinsten

  1. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van onroerende zaken die zijn gelegen in de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.
  2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het vermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat heeft of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt waarover een inwoner van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat beschikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (afzonderlijk of met de gehele onderneming) of van dat vaste middelpunt, mogen in die andere staat worden belast.
  3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de vervreemder inwoner is.
  4. a. Voordelen die een inwoner van een verdragsluitende staat verkrijgt uit de vervreemding van aandelen, vergelijkbare belangen of andere rechten die direct of indirect het kapitaal vertegenwoordigen van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat mogen in die andere verdragsluitende staat worden belast indien:
  5. de vervreemder op enig moment gedurende de periode van 365 dagen voorafgaande aan deze vervreemding direct of indirect aandelen, vergelijkbare belangen of andere rechten bezat die 20 percent of meer vertegenwoordigen van het kapitaal van het lichaam dat inwoner is van die andere verdragsluitende staat; of
  6. op enig moment gedurende de periode van 365 dagen voorafgaande aan de vervreemding deze aandelen, vergelijkbare belangen of andere rechten 50 percent of meer van hun waarde direct of indirect ontlenen aan onroerende zaken die gelegen zijn in die andere verdragsluitende staat.
  7. Alle overige voordelen die een inwoner van een verdragsluitende staat verkrijgt uit de vervreemding van aandelen, vergelijkbare belangen of andere rechten die het kapitaal vertegenwoordigen van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat mogen ook in die andere verdragsluitende staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag 16 percent van het bedrag van de voordelen niet overschrijden.
  8. Onder voorbehoud van de bepalingen van onderdeel a, punt ii, zijn voordelen verkregen door een erkend pensioenfonds van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van aandelen, vergelijkbare belangen of andere rechten als bedoeld in de onderdelen a en b, slechts belastbaar in die verdragsluitende staat.
  9. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de vervreemder inwoner is.
  10. Indien een natuurlijke persoon inwoner was van een verdragsluitende staat en inwoner is geworden van de andere verdragsluitende staat, wordt de eerstgenoemde staat niet belet om uit hoofde van zijn nationale recht de waardevermeerdering van aandelen, winstbewijzen, koopopties op en het vruchtgebruik van aandelen en winstbewijzen van en schuldvorderingen op een lichaam in te vorderen ter zake van de periode waarin die natuurlijke persoon inwoner van de eerstgenoemde staat was. In dat geval wordt de waardevermeerdering van vermogen, belast in de eerstgenoemde staat, niet begrepen in de belastinggrondslag bij de vaststelling van de waardevermeerdering van het vermogen door de andere staat. De andere verdragsluitende staat is echter niet verplicht enig verlies in aanmerking te nemen bepaald op basis van werkelijke vervreemding en is niet beperkt in heffingsrechten door dit lid met betrekking tot zaken gelegen in die staat.

 

Artikel 14 Zelfstandige arbeid

  1. Inkomen verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een verdragsluitende staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard is slechts in die verdragsluitende staat belastbaar. Dergelijk inkomen mag echter ook in de andere verdragsluitende staat worden belast:
  2. indien de natuurlijke persoon in de andere verdragsluitende staat voor het verrichten van de werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt; in dat geval mag het inkomen slechts in zoverre als dit aan dat vaste middelpunt kan worden toegerekend in die andere staat worden belast; of
  3. indien de natuurlijke persoon in de andere verdragsluitende staat aanwezig is gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die tezamen in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar in totaal 183 dagen of meer beslaat of beslaan; in dat geval mag het inkomen slechts in die andere staat worden belast voor zover dit verkregen is met de werkzaamheden die hij in die staat verricht.
  4. De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

 

Artikel 15 Inkomen uit dienstbetrekking

  1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn salarissen, lonen en andere beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere verdragsluitende staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere staat worden belast.
  2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een in de andere verdragsluitende staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstgenoemde staat belastbaar, indien:
  3. de genieter in de andere staat verblijft gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaat of gaan; en
  4. de beloning wordt betaald door of namens een persoon die een werkgever is die geen inwoner van de andere staat is; en
  5. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die of een vast middelpunt dat de persoon die werkgever is in de andere staat heeft.
  6. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een dienstbetrekking, als lid van de reguliere bemanning van een schip of luchtvaartuig, die wordt uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, anders dan aan boord van een schip of luchtvaartuig dat uitsluitend wordt geëxploiteerd in de andere verdragsluitende staat, slechts in de eerstgenoemde staat belastbaar.

 

Artikel 16 Directeursbeloningen

  1. Directeursbeloningen en andere vergoedingen en soortgelijke betalingen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.
  2. De uitdrukking „lid van de raad van beheer” omvat zowel personen die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam als personen die zijn belast met het toezicht daarop.

 

Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars

  1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, mag inkomen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio- of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit de persoonlijke werkzaamheden van die inwoner als zodanig die worden verricht in de andere verdragsluitende staat, worden belast in die andere staat, tenzij het bedrag van de bruto- ontvangsten verkregen door een dergelijke artiest of sportbeoefenaar, met inbegrip van onkosten vergoed aan of gedragen namens deze persoon, uit dergelijke werkzaamheden jaarlijks niet meer bedraagt dan vijfduizend euro (€ 5.000) of de tegenwaarde daarvan in Chileense peso voor het desbetreffende belastingjaar. Het in dit lid bedoelde inkomen omvat mede inkomen dat wordt verkregen uit persoonlijke werkzaamheden die in de andere staat worden verricht in samenhang met de reputatie van deze persoon als artiest of sportbeoefenaar.
  2. Indien inkomen ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomt, maar aan een andere persoon, mag dat inkomen, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de verdragsluitende staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.
  3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, indien inkomen afkomstig is van het verrichten van werkzaamheden door artiesten of sportbeoefenaars in een verdragsluitende staat en het bezoek aan die staat geheel of grotendeels wordt bekostigd uit de openbare middelen van de andere verdragsluitende staat, belast de eerstgenoemde staat artiesten of sportbeoefenaars niet over het inkomen verkregen uit de openbare middelen betaald door de andere verdragsluitende staat.

 

Artikel 18 Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen

  1. Pensioenen en andere soortgelijke oudedagsbeloningen (met inbegrip van oudedagslijfrenten) afkomstig uit een verdragsluitende staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat mogen in de eerstgenoemde staat worden belast.
  2. Pensioenen en andere uitkeringen betaald krachtens de socialezekerheidswetgeving van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat mogen in de eerstgenoemde staat worden belast.
  3. Een pensioen of andere soortgelijke oudedagsbeloning wordt geacht afkomstig te zijn uit een verdragsluitende staat voor zover de met dat pensioen of die andere soortgelijke oudedagsbeloning samenhangende bijdragen of betalingen, dan wel de aanspraken op dit pensioen of deze andere soortgelijke oudedagsbeloning in die staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale tegemoetkoming.
  4. De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing indien in plaats van een pensioen of andere soortgelijke oudedagsbeloning een afkoopsom wordt betaald.
  5. De uitdrukking „oudedagslijfrente” betekent een vaste som met betrekking tot de oudedag en periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke staat tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie uit middelen afkomstig uit een oudedagsvoorziening, met inbegrip van een spaarregeling voor de oudedag.
  6. Bijdragen tijdens een jaar voor diensten verricht tijdens dat jaar die zijn betaald door of namens een natuurlijke persoon die een dienstbetrekking uitoefent of als zelfstandige werkzaam is in een verdragsluitende staat, aan een pensioenfonds dat is erkend voor belastingdoeleinden in de andere verdragsluitende staat, worden, voor een tijdvak van in totaal niet meer dan 60 maanden, voor belastingdoeleinden in de eerstbedoelde staat op dezelfde wijze behandeld als een bijdrage betaald aan een pensioenfonds dat in die eerstbedoelde staat voor belastingdoeleinden is erkend, mits:
  7. die natuurlijke persoon reeds op regelmatige basis bijdroeg aan het pensioenfonds voordat die natuurlijke persoon inwoner werd van of tijdelijk aanwezig was in de eerstbedoelde staat; en
  8. de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde staat van oordeel is dat het pensioenfonds in het algemeen overeenkomt met een pensioenfonds dat door die staat erkend is voor belastingdoeleinden.

Voor de toepassing van dit lid omvat „pensioenfonds” mede een pensioenregeling die in het leven is geroepen uit hoofde van de socialezekerheidswetgeving van een verdragsluitende staat.

  1. Alimentatie en andere onderhoudsuitkeringen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende staat zijn slechts belastbaar in die staat. Alimentatie of andere uitkeringen voor levensonderhoud betaald door een inwoner van een van de verdragsluitende staten aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat zijn echter slechts belastbaar in de eerstbedoelde staat voor zover deze niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor de betaler.
  2. Indien de eerstbedoelde staat in het eerste of tweede lid een van deze bepalingen toepast, mogen de toepasselijke belastingtarieven niet hoger zijn dan die welke doorgaans worden opgelegd op dergelijke pensioenuitkeringen aan natuurlijke personen die inwoner zijn van die staat. De verdragsluitende staat mag echter rekening houden met ander belastbaar inkomen uit bronnen in die staat en persoonlijke aftrekken of andere aftrekken of vrijstellingen niet toestaan bij de berekening van het van toepassing zijnde belastingtarief.

 

Artikel 19 Overheidsfuncties

  1. a. Salarissen, lonen en andere beloningen, niet zijnde een pensioen, betaald door een verdragsluitende staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van het verlenen van diensten aan die staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijke lichaam, zijn slechts in die staat belastbaar;
  2. Dergelijke salarissen, lonen en andere beloningen zijn echter slechts in de andere verdragsluitende staat belastbaar indien de diensten in die staat worden verleend en de natuurlijke persoon inwoner is van die staat en:
  3. onderdaan is van die staat; of
  4. niet uitsluitend voor het verlenen van de diensten inwoner van die staat is geworden.
  5. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 17 zijn van toepassing op salarissen, lonen en andere beloningen ter zake van diensten verleend in het kader van een bedrijf, uitgeoefend door een verdragsluitende staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

 

Artikel 20 Studenten

Studenten of stagiairs die uitsluitend voor hun studie of opleiding in een verdragsluitende staat verblijven en die dan, of onmiddellijk voorafgaand aan dat verblijf, inwoners zijn of waren van de andere verdragsluitende staat, zijn vrijgesteld van belasting in de eerstgenoemde staat voor betalingen ontvangen van buiten deze eerstgenoemde staat ten behoeve van hun onderhoud, studie of opleiding.

 

Artikel 21 Overig inkomen

  1. Inkomensbestanddelen waarvan een inwoner van een verdragsluitende staat uiteindelijk gerechtigde is, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die staat belastbaar.
  2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomen, niet zijnde inkomen uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de uiteindelijk gerechtigde van dat inkomen, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan het inkomen wordt betaald tot het vermogen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
  3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, mogen inkomensbestanddelen van een inwoner van een verdragsluitende staat die niet behandeld worden in de voorgaande artikelen van dit Verdrag en afkomstig zijn uit de andere verdragsluitende staat ook worden belast in die andere staat.

 

HOOFDSTUK IV

BELASTINGHEFFING NAAR HET VERMOGEN

Artikel 22 Vermogen

  1. Vermogen bestaande uit onroerende zaken die een inwoner van een verdragsluitende staat bezit en die zijn gelegen in de andere verdragsluitende staat, mag in die andere staat worden belast.
  2. Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat heeft, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, mag in die andere staat worden belast.
  3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, is slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de onderneming die deze schepen of luchtvaartuigen exploiteert inwoner is.
  4. Alle andere vermogensbestanddelen van een inwoner van een verdragsluitende staat zijn slechts in die staat belastbaar.

 

HOOFDSTUK V

METHODES VOOR HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

Artikel 23 Vermijden van dubbele belasting

  1. In Chili wordt dubbele belasting als volgt vermeden:
  2. Inwoners van Chili, die inkomen verkrijgen of vermogen bezitten dat, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, in Nederland is onderworpen aan belasting, mogen de aldus betaalde belasting verrekenen met enige verschuldigde Chileense belasting met betrekking tot hetzelfde inkomen of vermogen, onverminderd de van toepassing zijnde bepalingen van de wetgeving van Chili. Dit lid is van toepassing op al het inkomen of vermogen bedoeld in dit Verdrag;
  3. indien inkomen verkregen door of vermogen in het bezit van een inwoner van Chili in overeenstemming met een bepaling van dit Verdrag in Chili van belasting is vrijgesteld, mag Chili niettemin bij de berekening van het bedrag van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner, het vrijgestelde inkomen of vermogen in aanmerking nemen.
  4. Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de inkomens- of vermogensbestanddelen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Chili mogen worden belast of slechts in Chili belastbaar zijn.
  5. Indien echter een inwoner van Nederland inkomensbestanddelen verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12, vierde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, eerste lid, artikel 15, eerste lid, artikel 18, eerste en tweede lid, artikel 19, eerste lid (onderdeel a), artikel 21, tweede lid, en artikel 22, eerste, tweede en derde lid, van dit Verdrag in Chili mogen worden belast of slechts in Chili belastbaar zijn en die in de eerste zin van dit lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomens- of vermogensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan.

Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Daartoe worden de bedoelde inkomens- of vermogensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de inkomens- of vermogensbestanddelen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

  1. Nederland verleent voorts een vermindering van de aldus berekende Nederlandse belasting voor de inkomensbestanddelen die volgens artikel 7, zesde lid, artikel 10, tweede en negende lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vierde lid, artikel 16, artikel 17, eerste en tweede lid, en artikel 18, vierde en zevende lid, van dit Verdrag in Chili mogen worden belast of slechts in Chili belastbaar zijn, voor zover deze bestanddelen in de in de eerste volzin van dit lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze vermindering is gelijk aan de in Chili over deze inkomensbestanddelen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen inkomensbestanddelen de enige bestanddelen zouden zijn geweest waarvoor Nederland een vermindering verleent uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting.

Dit lid beperkt een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de vermindering van de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van het inkomen afkomstig uit meer dan een rechtsgebied en de voortwenteling van de belasting betaald in Chili op bedoelde inkomensbestanddelen naar de volgende jaren.

  1. Niettegenstaande de bepalingen van onderdeel a van dit lid, verleent Nederland een vermindering op de Nederlandse belasting voor de in Chili betaalde belasting over inkomensbestanddelen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12, vierde lid, en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in Chili mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in de eerste volzin van dit lid bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een vermindering verleent van de Nederlandse belasting van de in een ander land over die inkomensbestanddelen geheven belasting. Voor de berekening van deze vermindering zijn de bepalingen van onderdeel b van dit lid van overeenkomstige toepassing.
  2. De bepalingen van onderdeel a zijn niet van toepassing op inkomensbestanddelen verkregen door een inwoner van Nederland wanneer Chili de bepalingen van dit Verdrag toepast om deze inkomensbestanddelen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 op deze inkomensbestanddelen toepast. In dat geval zijn de bepalingen van onderdeel b van dit lid van overeenkomstige toepassing.
  3. Indien een inwoner van een verdragsluitende staat inkomen verkrijgt of vermogen bezit dat mag worden belast of dat slechts belastbaar is in de andere verdragsluitende staat overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, stelt de eerstgenoemde staat dat inkomen of vermogen niet vrij van belasting met als enige reden dat het inkomen of vermogen ook inkomen is dat is verkregen door of vermogen in bezit van een inwoner van die andere staat.

 

 

 

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 24 Non-discriminatie

  1. Onderdanen van een verdragsluitende staat worden in de andere verdragsluitende staat niet aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere staat onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande de bepalingen van artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende staten.
  2. De belastingheffing ter zake van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat heeft, is in die andere staat niet ongunstiger dan de belastingheffing over ondernemingen van die andere staat die dezelfde werkzaamheden verrichten.
  3. Niets in dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat dit een verdragsluitende staat verplicht aan inwoners van de andere verdragsluitende staat bij de belastingheffing alle persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de burgerlijke staat, de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde verdragsluitende staat aan zijn eigen inwoners verleent.
  4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, zesde lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven betaald door een onderneming van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstgenoemde staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstgenoemde staat.
  5. Lichamen die inwoner zijn van een verdragsluitende staat, waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere verdragsluitende staat, worden in de eerstgenoemde staat niet aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke lichamen die inwoner zijn van de eerstgenoemde staat zijn of kunnen worden onderworpen.
  6. In dit artikel betekent de uitdrukking „belastingheffing” belastingen die onder dit

Verdrag vallen.

 

Artikel 25 Procedure voor onderling overleg

  1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitende staat of van beide verdragsluitende staten voor die persoon leiden of zullen leiden tot belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die staten voorziet, de zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn zaak valt onder artikel 24, eerste lid, aan die van de verdragsluitende staat waarvan hij onderdaan is. De zaak dient te worden voorgelegd binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag.
  2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de zaak volgens de procedure voor onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat op te lossen, teneinde belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag te vermijden. Elke bereikte overeenstemming wordt uitgevoerd niettegenstaande eventuele termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende staten voorziet, mits de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat een kennisgeving heeft ontvangen over het bestaan van een dergelijke zaak binnen zeven jaar na het einde van het belastingjaar waarop de zaak betrekking heeft.
  3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het Verdrag volgens de procedure voor onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
  4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
  5. Wanneer:
  6. een persoon op grond van het eerste lid een zaak heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat omdat de maatregelen van een of van beide verdragsluitende staten ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, en
  7. de bevoegde autoriteiten er binnen twee jaar nadat die zaak is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat niet in slagen overeenstemming te bereiken om deze kwestie op te lossen overeenkomstig het tweede lid,

wordt elke onopgeloste kwestie die voortvloeit uit de zaak op verzoek van de persoon en indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten dit overeenkomen aan arbitrage onderworpen. Deze onopgeloste kwesties worden evenwel niet voorgelegd voor arbitrage indien een rechterlijke instantie of administratieve rechtbank van een van beide verdragsluitende staten reeds over deze kwesties heeft beslist. Deze arbitrale uitspraak is bindend voor beide verdragsluitende staten en wordt ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen in het nationale recht van deze verdragsluitende staten, tenzij een rechtstreeks bij de zaak betrokken persoon de gezamenlijke regeling voor de tenuitvoerlegging van de arbitrale uitspraak niet aanvaardt. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit lid.

 

Artikel 26 Uitwisseling van informatie

  1. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten wisselen de informatie uit die naar verwachting van belang is voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving betreffende belastingen van elke soort en benaming die worden geheven namens de verdragsluitende staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de belastingheffing ingevolge die wetgeving niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
  2. Alle uit hoofde van het eerste lid van dit artikel door een verdragsluitende staat ontvangen informatie wordt op dezelfde wijze geheim gehouden als informatie die volgens de nationale wetgeving van die staat is verkregen en wordt alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke en bestuursrechtelijke instanties) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de handhaving of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen alleen voor dergelijke doeleinden van de informatie gebruikmaken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen. Niettegenstaande het voorgaande mag de informatie ontvangen door een verdragsluitende staat voor andere doeleinden worden gebruikt, indien dergelijke informatie ingevolge de wetgeving van beide staten voor deze andere doeleinden mag worden gebruikt en de bevoegde autoriteit van de staat die haar heeft verstrekt met dergelijk gebruik instemt.
  3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een verdragsluitende staat de verplichting opleggen:
  4. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragsluitende staat;
  5. informatie te verstrekken die niet verkrijgbaar is volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere verdragsluitende staat;
  6. informatie te verstrekken die een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel geheim, commercieel geheim of beroepsgeheim of een handelsproces openbaar zou maken, dan wel informatie waarvan openbaarmaking in strijd zou zijn met de openbare orde.
  7. Indien informatie wordt verzocht door een verdragsluitende staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere verdragsluitende staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van informatie aan om de verzochte informatie te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie behoeft te beschikken. Op de in de vorige volzin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een verdragsluitende staat toegestaan is uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke informatie te weigeren dergelijke informatie te verstrekken.
  8. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een verdragsluitende staat toegestaan is het verstrekken van informatie te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de informatie berust bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking heeft op eigendomsbelangen in een persoon.

 

Artikel 27 Bijstand bij de invordering van belastingen

  1. De verdragsluitende staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit artikel regelen.
  2. Onder de uitdrukking „belastingvordering” als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven namens de verdragsluitende staten of de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de verdragsluitende staten partij zijn, alsmede interest, bestuurlijke boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met een dergelijk bedrag.
  3. Indien een belastingvordering van een verdragsluitende staat invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die staat en verschuldigd is door een persoon die de invordering ervan op dat tijdstip overeenkomstig de wetgeving van die staat niet kan beletten, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die staat aanvaard ten behoeve van invordering door de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat. Die belastingvordering wordt door die andere staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere staat.
  4. Indien een belastingvordering van een verdragsluitende staat een vordering is ter zake waarvan die staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, kan die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die staat worden aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat. Die andere staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere staat, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop dergelijke maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstgenoemde staat of is verschuldigd door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.
  5. Niettegenstaande de bepalingen van het derde en vierde lid zijn op een door een verdragsluitende staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die staat niet de termijnen van toepassing noch wordt er uit hoofde van de wetgeving van die staat op grond van haar aard als zodanig voorrang aan verleend. Voorts wordt aan een door een verdragsluitende staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die staat geen voorrang verleend die uit hoofde van de wetgeving van de andere verdragsluitende staat op die belastingvordering van toepassing is.
  6. Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een verdragsluitende staat worden niet aanhangig gemaakt bij de rechterlijke of bestuursrechtelijke instanties van de andere verdragsluitende staat.
  7. Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een verdragsluitende staat en voordat de andere verdragsluitende staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstgenoemde staat, de desbetreffende belastingvordering:
  8. in het geval van een verzoek uit hoofde van het derde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstgenoemde staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die staat en die verschuldigd is door een persoon die op dat tijdstip uit hoofde van de wetgeving van die staat de invordering ervan niet kan beletten; of
  9. in het geval van een verzoek ingevolge het vierde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstgenoemde staat te zijn ter zake waarvan die staat ingevolge zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen,

stelt de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde staat de bevoegde autoriteit van de andere staat onverwijld daarvan in kennis en, naar keuze van de andere staat, wordt het verzoek door de eerstbedoelde staat uitgesteld of ingetrokken.

  1. In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een verdragsluitende staat de verplichting opleggen:
  2. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragsluitende staat;
  3. maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);
  4. bijstand te verlenen indien de andere verdragsluitende staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem, naargelang van het geval, uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;
  5. bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die staat duidelijk in verhouding onevenredig is met het voordeel te behalen door de andere verdragsluitende staat.

 

Artikel 28 Recht op voordelen

  1. Behoudens indien anders bepaald in dit artikel, heeft een inwoner van een verdragsluitende staat geen recht op een voordeel dat anders door dit Verdrag zou worden toegekend tenzij die inwoner op het tijdstip dat het voordeel anders zou worden toegekend een gekwalificeerd persoon is zoals omschreven in het tweede lid.
  2. Een inwoner van een verdragsluitende staat is een gekwalificeerd persoon op een tijdstip waarop een voordeel anders zou worden toegekend door dit Verdrag indien, op dat tijdstip, de inwoner:
  3. een natuurlijke persoon is;
  4. die verdragsluitende staat is, een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, de centrale bank van die verdragsluitende staat of een agentschap of instantie van die verdragsluitende staat of staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam;
  5. een lichaam of andere entiteit is, indien gedurende het belastingtijdvak waaronder dat tijdstip valt,
  6. de voornaamste soort van de aandelen daarvan genoteerd is aan een erkende effectenbeurs en regelmatig wordt verhandeld aan een of meer erkende effectenbeurzen, indien het lichaam of de entiteit een reële aanwezigheid heeft in de verdragsluitende staat waarvan deze inwoner is; of
  7. aandelen die ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen direct of indirect in het bezit zijn van vijf of minder lichamen die recht hebben op voordelen overeenkomstig punt i van dit onderdeel, mits, in het geval van middellijke eigendom, elke tussenliggende eigenaar inwoner is van een van de verdragsluitende staten;
  8. een erkend pensioenfonds is, indien bij aanvang van het belastingjaar waarvoor het voordeel wordt gevraagd ten minste 50 percent van zijn begunstigen, leden of deelnemers natuurlijke personen zijn die inwoner zijn van een van de verdragsluitende staten; of
  9. een persoon is, niet zijnde een natuurlijke persoon, indien op dat tijdstip en op ten minste de helft van het aantal dagen van een periode van twaalf maanden, waarbinnen dat tijdstip valt, personen die inwoner zijn van die verdragsluitende staat en die gekwalificeerde personen zijn op grond van de onderdelen (a), (b), (c) of (d) direct of indirect ten minste 50 percent bezitten van de aandelen van die persoon.
  10. a. Een inwoner van een verdragsluitende staat is gerechtigd tot voordelen van dit Verdrag ter zake van een inkomensbestanddeel verkregen uit de andere verdragsluitende staat, ongeacht of de inwoner een gekwalificeerd persoon is, indien de inwoner betrokken is bij de actieve uitoefening van een bedrijf in de eerstgenoemde verdragsluitende staat en het uit het andere verdragsluitende staat verkregen inkomen voortkomt uit, of bijkomstig is aan, dat bedrijf. Voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking „actieve uitoefening van een bedrijf” niet de volgende activiteiten of enige combinatie daarvan:
  11. het optreden als een houdstermaatschappij of beheren van immaterieel eigendom;
  12. het verzorgen van groepsfinanciering (daaronder begrepen cash pooling), tenzij dit wordt verzorgd door een lichaam dat de belangrijkste treasury functies binnen de groep uitvoert;

iii.      het doen of beheren van beleggingen, tenzij deze activiteiten uitgeoefend worden door een bank, een verzekeringsmaatschappij of een geregistreerde effectenhandelaar in de normale uitoefening van hun bedrijf als zodanig.

Een houdstermaatschappij of een lichaam dat immaterieel eigendom bezit wordt aangemerkt als zijnde betrokken bij de actieve uitoefening van een bedrijf indien het lichaam beschikt over menselijke en materiële middelen om op actieve wijze te voorzien in het algemene toezicht van een groep van lichamen of om in staat te zijn de immateriële eigendom te ontwikkelen en verbeteren.

  1. Indien een inwoner van een verdragsluitende staat een inkomensbestanddeel verkrijgt uit een bedrijfsactiviteit welke die inwoner uitoefent in de andere verdragsluitende staat, of een uit de andere verdragsluitende staat afkomstig inkomensbestanddeel verkrijgt van een verbonden persoon, wordt alleen dan aan-genomen dat de in onderdeel (a) genoemde voorwaarden vervuld zijn met betrekking tot dat inkomensbestanddeel indien de door de inwoner in de eerstgenoemde verdragsluitende staat uitgeoefende bedrijfsactiviteit waarmee het inkomensbestanddeel verband houdt substantieel is ten opzichte van dezelfde activiteit of van een aanvullende bedrijfsactiviteit die door de inwoner of die verbonden persoon in de andere verdragsluitende staat uitgeoefend wordt. Of een bedrijfsactiviteit voor de toepassing van dit lid substantieel is, wordt bepaald op grond van alle feiten en omstandigheden.
  2. Voor de toepassing van dit lid worden, met betrekking tot een inwoner van een verdragsluitende staat, bedrijfsactiviteiten die verbonden personen uitoefenen in die verdragsluitende staat geacht door die inwoner te worden uitgeoefend.
  3. De bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat raadpleegt de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat alvorens een verdragsvoordeel uit hoofde van het derde lid te weigeren.
  4. Een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat is eveneens gerechtigd tot een voordeel dat anders overeenkomstig artikel 10 zou worden toegekend, indien op het tijdstip waarop het voordeel anders zou zijn toegekend en op ten minste de helft van het aantal dagen van een tijdvak van twaalf maanden waarbinnen dat tijdstip valt, ten minste 95 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van zijn aandelen (en ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van een disproportionele soort van aandelen) direct of indirect het eigendom is van zeven of minder personen die gelijkwaardige gerechtigden zijn, mits bij middellijke eigendom elke tussenliggende eigenaar een gekwalificeerde tussenliggende eigenaar is.
  5. Indien een inwoner van een verdragsluitende staat geen gekwalificeerd persoon is en ook niet gerechtigd is tot een voordeel ingevolge het derde of vijfde lid, mag de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat waarin een voordeel is geweigerd op grond van de voorgaande leden van dit artikel niettemin een voordeel van dit Verdrag toekennen, rekening houdend met het voorwerp en doel van dit Verdrag, maar uitsluitend indien die inwoner tot tevredenheid van die bevoegde autoriteit aantoont dat noch zijn oprichting, verwerving of instandhouding, noch het verrichten van zijn werkzaamheden als een van de voornaamste doelen had bij het verkrijgen van dit voordeel. De bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat bij wie een verzoek werd ingediend op grond van dit lid door een inwoner van de andere verdragsluitende staat, raadpleegt, alvorens het verzoek in te willigen of af te wijzen, de bevoegde autoriteit van die andere verdragsluitende staat.
  6. Voor de toepassing van dit artikel:
  7. betekent de uitdrukking „voornaamste soort van aandelen” de soort of soorten van aandelen van een lichaam of entiteit die de meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam of entiteit vertegenwoordigen;
  8. betekent met betrekking tot entiteiten die geen lichamen zijn, de uitdrukking „aandelen” belangen die vergelijkbaar zijn met aandelen;
  9. worden twee personen als „verbonden personen” beschouwd indien een van hen direct of indirect ten minste 50 percent bezit van het uiteindelijke belang in de ander (of, in het geval van een lichaam, ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam) of indien een andere persoon direct of indirect ten minste 50 percent bezit van het uiteindelijke belang (of, in het geval van een lichaam, ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en van de waarde van de aandelen van het lichaam) in elke persoon; in elk geval is een persoon verbonden met een andere persoon indien uit alle relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de ene zeggenschap heeft over de andere of dat ze beiden onder zeggenschap staan van dezelfde persoon of personen;
  10. betekent de uitdrukking „gelijkwaardige gerechtigde” (equivalent beneficiary) elke persoon die ter zake van een inkomensbestanddeel gerechtigd zou zijn tot de voordelen die door een verdragsluitende staat ingevolge de nationale wetgeving van die verdragsluitende staat, ingevolge dit Verdrag, of ingevolge elk ander internationaal verdrag worden toegekend, en die gelijkwaardig zijn aan, of gunstiger zijn dan, de voordelen die ingevolge het Verdrag ter zake van dat inkomensbestanddeel dienen te worden toegekend; om te bepalen of een persoon een gelijkwaardige gerechtigde is ter zake van dividenden die door een lichaam worden ontvangen, wordt de persoon geacht een lichaam te zijn en hetzelfde aantal stemmen te bezitten van het lichaam dat de dividenden betaalt als het aantal stemmen van het lichaam dat de voordelen ter zake van de dividenden vraagt;
  11. betekent de uitdrukking „erkende effectenbeurs”:
  12. elke effectenbeurs die gevestigd is in en als zodanig gereguleerd wordt door de wetgeving van een van de verdragsluitende staten; en
  13. elke effectenbeurs in de lidstaten van de Europese Unie, het NASDAQ-systeem en elke effectenbeurs in de Verenigde Staten van Amerika die geregistreerd is bij de U.S. Securities and Exchange Com-mission als nationale effectenbeurs voor de toepassing van de U.S. Securities Exchange Act van 1934, de Peruaanse effectenbeurs (Bolsa de Valores de Lima), de Mexicaanse effectenbeurs (Bolsa Mexicana de Valores), de Colombiaanse effectenbeurs (Bolsa de Valores de Colombia) en MILA (Mercado Integrado Latino Americano); en

iii. elke andere effectenbeurs die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten overeenkomen.

  1. betekent de uitdrukking „disproportionele soort van aandelen” elke soort van aandelen van een lichaam dat of entiteit die inwoner is van een van de verdragsluitende staten die de aandeelhouder recht geeft op een onevenredig hoger aandeel, door middel van dividenden, afkoopsommen of op andere wijze, van het inkomen dat in de andere verdragsluitende staat wordt gegenereerd door bepaalde activa of activiteiten van het lichaam;
  2. betekent de uitdrukking „gekwalificeerde tussenliggende eigenaar” een tussenliggende eigenaar die ofwel:
  3. een inwoner van een staat is die met de verdragsluitende staat waaruit een voordeel krachtens dit Verdrag wordt gevraagd, een geldend verdrag tot het vermijden van dubbele belasting heeft; of
  4. een inwoner van dezelfde verdragsluitende staat is als het lichaam dat de test uit hoofde van het vijfde lid toepast om te bepalen of het in aanmerking komt voor voordelen krachtens het Verdrag;
  5. voor de toepassing van onderdeel (c) van het tweede lid van dit artikel, heeft een lichaam of entiteit een reële aanwezigheid in de staat waarvan het of zij inwoner is, indien:
  6. zijn of haar voornaamste soort van aandelen hoofdzakelijk wordt verhandeld op een of meer erkende effectenbeurzen die zich bevinden in de voornaamste economische zone van de verdragsluitende staat waarvan het lichaam of de entiteit inwoner is; of
  7. de voornaamste plaats van het lichaam of de entiteit waar leiding wordt gegeven en toezicht wordt uitgeoefend gelegen is in de verdragsluitende staat waarvan het of zij inwoner is;
  8. bij het bepalen van de vaststellingen in onderdeel (h) van dit lid,
  9. ligt de voornaamste plaats van het lichaam waar leiding wordt gegeven en toezicht wordt uitgeoefend in de staat waarvan het inwoner is, uitsluitend indien uitvoerende bestuurders en senior management medewerkers de dagelijkse verantwoordelijkheid voor de strategische, financiële en operationele besluitvorming voor het lichaam (met inbegrip van zijn directe en indirecte dochterondernemingen) meer in die staat dan in enige andere staat uitoefenen en het personeel van deze personen de dagelijkse werkzaamheden die noodzakelijk zijn ter voorbereiding van deze besluiten meer in die verdragsluitende staat verrichten dan in enige andere staat; en
  10. omvat de voornaamste economische zone van Nederland de lidstaten van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. De voornaamste economische zone van Chili omvat de lidstaten van de Alianza del Pacífico.
  11. Indien een onderneming van een verdragsluitende staat inkomen verkrijgt uit de andere verdragsluitende staat, en de eerstgenoemde verdragsluitende staat dat inkomen behandelt als inkomen dat toegerekend kan worden aan een in een derde rechtsgebied gelegen vaste inrichting van die onderneming, zijn de belastingvoordelen die anders krachtens de andere bepalingen van dit Verdrag van toepassing zouden zijn, niet op dat inkomen van toepassing indien:
  12. de gecombineerde belasting die daadwerkelijk wordt betaald met betrekking tot dergelijk inkomen in de eerstgenoemde verdragsluitende staat en in dat derde rechtsgebied minder bedraagt dan 60 percent van de belasting die in de eerstgenoemde verdragsluitende staat over dat inkomen verschuldigd zou zijn geweest indien het inkomen in de eerstgenoemde verdragsluitende staat door de onderneming was verworven of ontvangen en niet toe te rekenen was aan de vaste inrichting in dat derde rechtsgebied; of
  13. de vaste inrichting is gelegen in een derde rechtsgebied dat geen allesomvattend verdrag met betrekking tot belastingen naar het inkomen heeft dat van kracht is met de andere verdragsluitende staat van waaruit aanspraak wordt gemaakt op de voordelen van dit Verdrag, tenzij het aan de vaste inrichting toe te rekenen inkomen begrepen is in de belastinggrondslag van de onderneming in de eerstgenoemde verdragsluitende staat.

Elk inkomen waarop de bepalingen van dit lid van toepassing zijn, mag belast worden overeenkomstig de nationale wetgeving van de andere verdragsluitende staat, niettegenstaande de overige bepalingen van het Verdrag. Alle interest of royalty’s waarop de bepalingen van dit lid van toepassing zijn, blijven evenwel belastbaar in die andere verdragsluitende staat, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 25 percent van het brutobedrag daarvan.

  1. Niettegenstaande de overige bepalingen van dit Verdrag, wordt een voordeel waarin dit Verdrag voorziet niet toegekend met betrekking tot een inkomens- of vermogensbestanddeel indien, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat het toekennen van dat voordeel in die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag.

 

Artikel 29 Leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten

  1. Niets in dit Verdrag tast de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regels van het internationaal recht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
  2. Voor de toepassing van het Verdrag wordt een natuurlijke persoon die lid is van een diplomatieke vertegenwoordiging of consulaire post van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat of in een derde staat en die een onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij daarin aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen is onderworpen als inwoners van die staat.
  3. Het Verdrag is niet van toepassing op internationale organisaties, op hun organen en functionarissen, noch op leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of consulaire post van een derde staat, die in een verdragsluitende staat verblijven, indien zij in die staat niet aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen zijn onderworpen als inwoners van die staat.

 

Artikel 30 Diverse bepalingen

  1. Met betrekking tot gebundelde beleggingsrekeningen of -fondsen die onderworpen zijn aan een belasting op afdrachten en die door een inwoner van Chili moeten worden beheerd, mogen de bepalingen van dit Verdrag niet worden uitgelegd als zouden zij beperkingen opleggen aan de heffing door Chili van belasting op afdrachten (momenteel 10 percent) van dergelijke rekeningen of fondsen met betrekking tot de investering in bezittingen die zich in Chili bevinden.
  2. Voor de toepassing van het derde lid van artikel XXII (Consultatie) van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (General Agreement on Trade and Services), komen de verdragsluitende staten overeen dat, niettegenstaande dat lid, geschillen tussen hen over de vraag of een maatregel binnen de werkingssfeer van dit Verdrag valt uitsluitend met instemming van beide verdragsluitende staten aan de Raad voor de Handel in diensten (Council for Trade in Services), zoals bepaald in dat lid, kunnen worden voorgelegd. Elke twijfel over de interpretatie van dit lid wordt opgelost overeenkomstig artikel 25, derde lid, of, bij gebreke van overeenstemming in het kader van die procedure, volgens een andere procedure die door beide verdragsluitende staten is overeengekomen.
  3. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de toepassing van de bestaande bepalingen van de Chileense wetgeving DL 600 (Statuut inzake buitenlandse investeringen/Foreign Investment Statute) en Wet nr. 20.848 zoals deze van kracht zijn op het tijdstip van ondertekening van dit Verdrag en zoals deze van tijd tot tijd kunnen worden gewijzigd zonder dat het algemene beginsel ervan wordt gewijzigd.
  4. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de belastingheffing in Chili van een inwoner van Nederland met betrekking tot winst die in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7 kan worden toegerekend aan een in Chili gelegen vaste inrichting, zowel uit hoofde van de belasting van de eerste categorie (First Category Tax) als van de aanvullende belasting (Additional Tax), maar alleen zolang de belasting van de eerste categorie (First Category Tax) aftrekbaar is bij de berekening van de aanvullende belasting (Additional Tax).
  5. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van de bepalingen van dit Verdrag regelen.

 

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Inwerkingtreding

  1. Dit Verdrag treedt in werking op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste van de kennisgevingen is ontvangen waarin de onderscheiden verdragsluitende staten elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijk vereiste formaliteiten in hun onderscheiden staten is voldaan.
  2. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing:
  3. in Chili, met betrekking tot belastingen naar het verkregen inkomen en bedragen betaald, gecrediteerd op een rekening, ter beschikking gesteld of geboekt als een last, op of na de eerste dag van januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin dit Verdrag in werking treedt, en met betrekking tot belastingen naar het vermogen, indien en voor zover dergelijke belasting zal worden geheven door Chili na de datum van ondertekening van dit Verdrag, voor de belasting geheven in verband met vermogen dat in het bezit is op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op de datum waarop de belasting naar het vermogen is ingevoerd; en
  4. in Nederland, voor belastingjaren en -tijdvakken beginnend, en belastbare gebeurtenissen die zich voordoen, op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin het Verdrag in werking is getreden.
  5. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, treden de bepalingen van artikel 27 in werking op de datum van de laatste nota waarmee een uitwisseling van diplomatieke nota’s tussen de verdragsluitende staten wordt voltooid en waarin wordt aangegeven dat elke staat in staat is dat artikel ten uitvoer te leggen.

 

Artikel 32 Beëindiging

  1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een verdragsluitende staat wordt beëindigd. Een verdragsluitende staat kan het Verdrag langs diplomatieke weg beëindigen door middel van een kennisgeving van beëindiging. Kennisgeving van beëindiging wordt geacht door een verdragsluitende staat te zijn gedaan op de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving door de andere verdragsluitende staat.
  2. De bepalingen van dit Verdrag houden op van toepassing te zijn:
  3. in Chili,
  4. met betrekking tot belastingen op verkregen inkomen en betaalde bedragen die op een rekening zijn gecrediteerd, ter beschikking zijn gesteld of als last zijn geboekt, op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de kennisgeving is gedaan; en
  5. met betrekking tot belastingen naar het vermogen, voor belastingen voor elk belastingjaar beginnend op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving wordt gedaan; en
  6. in Nederland,
  7. met betrekking tot belastingen geheven op basis van een belastingjaar, voor belastingen voor elk belastingjaar beginnend op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving wordt gedaan; en
  8. met betrekking tot belastingen niet geheven op basis van een belastingjaar, voor belastingen geheven op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving wordt gedaan; en
  9. met betrekking tot de bepalingen van artikel 26, op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan. Verzoeken om informatie die worden ontvangen voor de datum waarop het Verdrag beëindigd is, worden behandeld in overeenstemming met de voorwaarden van dit Verdrag. De verdragsluitende staten blijven gebonden door de vertrouwelijkheidsvoorwaarden van artikel 26 ten aanzien van alle uit hoofde van dit Verdrag verkregen informatie.

 

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

 

GEDAAN in tweevoud te Santiago de Chile op 25 januari 2021, in de Spaanse, de Nederlandse en de Engelse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn. Ingeval de teksten verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

 

HARMAN IDEMA

Voor de Regering van de Republiek Chili,

 

IGNACIO BRIONES

 

Protocol

Ter zake van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, gesloten

 

tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot Nederland, en de Republiek Chili, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.

 

  1. Algemeen
  2. Het is wel te verstaan dat de Commentaren bij de modelverdragen van de OESO en VN – zoals deze van tijd tot tijd kunnen worden gewijzigd – een middel voor interpretatie bieden in de zin van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969, voor zover de bepalingen van dit Verdrag overeenstemmen met de OESO- en VN-modelverdragen en afhankelijk zijn van enige andersluidende interpretaties in dit Protocol, enige andersluidende interpretaties die na de inwerkingtreding van dit Verdrag door de bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen en enige toekomstige voorbehouden bij of observaties van een van de verdragsluitende staten ten aanzien van het OESO- en VN-model of de Commentaren daarbij.
  3. De verdragsluitende staten kunnen overeenkomen dit Verdrag, hetzij in zijn geheel, hetzij met de enige noodzakelijke wijzigingen, uit te breiden tot Aruba, Curaçao of Sint Maarten, indien de verdragsluitende staten overeenkomen dat deze delen van het Koninkrijk der Nederlanden belastingen heffen die in wezen of wat betreft tarieven gelijksoortig of voldoende gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.

 

  1. Ad artikelen 5, 6, 7 en 13

Het is wel te verstaan dat rechten tot de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende staat op wiens natuurlijke rijkdommen deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit, die exploratie of exploitatie.

III. Ad artikel 10 van het Verdrag

  1. Indien Chili in een ander verdrag ermee instemt de toepassing van de in Chili verschuldigde aanvullende belasting (Additional Tax) te beperken, plegen de verdragsluitende staten met elkaar overleg met het oog op wijziging van het Verdrag, teneinde het evenwicht in de voordelen van het Verdrag te herstellen.
  2. Wanneer
  3. het tarief van de aanvullende belasting (Additional Tax) die krachtens de binnenlandse wetgeving van Chili wordt geheven meer dan 35 percent bedraagt; of
  4. de belasting van de eerste categorie (First Category Tax) ophoudt volledig verrekenbaar te zijn bij het bepalen van het bedrag van de te betalen aanvullende belasting,

dan is het vierde lid van artikel 10 van het Verdrag niet van toepassing en mag de belasting die ingevolge artikel 10, tweede lid, onderdelen a en b, van het Verdrag wordt geheven, niet meer bedragen dan 20 percent van het brutobedrag van de dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat en waarvan een inwoner van de andere verdragsluitende staat de uiteindelijk gerechtigde is. In dit geval plegen de verdragsluitende staten met elkaar overleg met het oog op wijziging van het Verdrag, teneinde het evenwicht van de voordelen van het Verdrag te herstellen.

  1. Ad artikelen 10, 11 en 12

Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

  1. Ad artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, en artikel 13

Indien Chili overeenkomt, in een belastingverdrag met een andere staat dat na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in werking treedt;

  1. om de belasting die in Chili wordt geheven over uit Chili afkomstige interest te beperken tot een lager tarief dan gespecificeerd in het tweede lid van artikel 11 van dit Verdrag, of
  2. om de belasting die in Chili wordt geheven over uit Chili afkomstige royalty’s te beperken tot een lager tarief dan gespecificeerd in het tweede lid van artikel 12 van dit Verdrag, of
  3. dat betalingen voor industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting voor de toepassing van dat Verdrag niet als royalty’s zullen worden behandeld, of
  4. voorwaarden aan te nemen die het recht van Chili om voordelen te belasten uit hoofde van artikel 13 van dit Verdrag verder beperken,

plegen de verdragsluitende staten, op verzoek van Nederland, overleg met het oog op wijziging van het Verdrag teneinde deze lagere belastingen of beperkende voorwaarden in het Verdrag op te nemen.

  1. Ad artikelen 10 en 13

Ten behoeve van dit Verdrag is het wel te verstaan dat inkomen dat wordt ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam wordt behandeld als inkomen uit aandelen en niet als vermogenswinsten.

VII. Ad artikel 25, derde lid, van het Verdrag

Het is wel te verstaan dat de uitdrukking „moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het Verdrag” in artikel 25, derde lid, van het Verdrag gevallen omvat waarin de bepalingen van het Verdrag worden gebruikt op een wijze die niet voorzien of niet bedoeld is om voordelen te verschaffen, rekening ermee houdend dat het voorwerp en doel van het Verdrag is het vermijden van internationale dubbele belasting en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting.

VIII. Ad artikelen 26 en 27

De bijdragen die worden geheven en voordelen die worden verleend krachtens inkomensgerelateerde regelingen van een verdragsluitende staat, worden voor de toepassing van de artikelen 26 en 27 beschouwd als belastingen en belastingvorderingen.

 

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

 

GEDAAN in tweevoud te Santiago de Chile op 25 januari 2021, in de Spaanse, de Nederlandse en de Engelse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn. Ingeval de teksten verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

 

HARMAN IDEMA

 

Voor de Regering van de Republiek Chili,

 

IGNACIO BRIONES

Terug

Contact opnemen met Innovative Tax




Bezoekadres

Contact

Volg ons