peak performance
in tax consultancy

 

Terug naar het overzicht:

Actueel

Multilateraal Instrument (MLI) en Nederlandse belastingverdragen

innovative_tax_element

Multilateraal Instrument (MLI) en Nederlandse belastingverdragen

 

Het zogenaamde Multilateraal Instrument is ontstaan uit een project tegen belastingontwijking van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), het BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting, ofwel winstverschuiving en uitholling van belastinggrondslagen)

 

Het Multilateraal Instrument maakt het voor landen mogelijk op een snelle en efficiënte wijze hun belastingverdragen aan te passen om belastingontwijking tegen te gaan, zonder dat hiervoor nieuwe (belastingverdrag) onderhandelingen nodig zijn. Dat kan omdat de regels die zijn opgenomen in het Multilateraal Instrument voorrang hebben op bepalingen in de belastingverdragen. Aldus wordt beoogd het doel van het Multilateraal Instrument; de implementatie van BEPS gerelateerde anti-misbruikregels in de belastingverdragen, snel en efficiënt te realiseren.

 

Voorwaarde om deze regels daadwerkelijk in een toepasselijk belastingverdrag te effectueren is dat beide landen het Multilaterale Instrument hebben geratificeerd en genoemd belastingverdrag hebben aangemeld onder het Multilateraal Instrument. Sinds 1 januari 2020 is het Multilateraal Instrument ook voor Nederland in werking getreden na afwikkeling van haar ratificatie in het Parlement.

 

Schematische weergave voor het van toepassing worden van het MLI

Onderstaand schema geeft weer op welke belastingverdragen en vanaf welk moment het MLI door Nederland kan worden toegepast. Het moment waarop het MLI door de verdragspartner van Nederland kan worden toegepast, kan hiervan afwijken.

 

 

Voor het belasting geldt het MLI voor bronbelastingen geldt het MLI voor andere belastingen
die zich voordoen op of na …
Albanië 1-1-2021 1-7-2021
Australië 1-1-2020 1-1-2020
Bahrein 1-1-2023 31-12-2021
België 1-1-2022 1-1-2022
Bosnië Herzegovina 1-1-2021 1-7-2021
Canada 1-1-2020 1-6-2020
Egypte 1-1-2021 1-7-2021
Finland 1-1-2020 1-1-2020
Frankrijk 1-1-2020 1-1-2020
Georgië 1-1-2020 1-1-2020
Griekenland 1-1-2022 1-1-2022
Hongarije 1-1-2022 1-1-2022
IJsland 1-1-2020 1-7-2020
India 1-1-2020 1-4-2020
Indonesië 1-1-2021 26-6-2021
Israël 1-1-2020 1-1-2020
Japan 1-1-2020 1-1-2020
Jordanië 1-1-2021 1-7-2021
Kazakhstan 1-1-2021 1-4-2021
Korea 1-1-2021 1-3-2021
Kroatië 1-1-2022 1-12-2021
Letland 1-1-2021 1-8-2020
Litouwen 1-1-2020 1-1-2020
Luxemburg 1-1-2020 1-2-2020
Maleisië 1-1-2022 1-12-2021
Malta 1-1-2020 1-1-2020
Noorwegen 1-1-2020 1-5-2020
Nieuw-Zeeland 1-1-2020 1-1-2020
Oostenrijk 1-1-2020 1-1-2020
Oman 1-1-2021 1-5-2021
Portugal 1-1-2021 1-12-2020
Pakistan 1-1-2022 1-10-2021
Panama 1-1-2022 1-9-2021
Qatar 1-1-2021 1-10-2020
Rusland 1-1-2021 30-11-2020
Saoedi Arabië 1-1-2021 1-11-2020
Servië 1-1-2020 1-1-2020
Singapore 1-1-2020 1-1-2020
Slowakije 1-1-2020 1-1-2020
Slovenië 1-1-2020 1-1-2020
Tsjechië 1-1-2021 1-3-2021
Verenigde Arabische Emiraten 1-1-2020 1-3-2020
Verenigd Koninkrijk 1-1-2020 1-1-2020

Bron: 

 

 

Voor het voorkomen van belastingontwijking en -ontduiking is het volgens Nederland relevant dat staten zich aan de internationaal overeengekomen afspraken en standaarden houden. Zo is in het Nederlands Fiscaal Verdragsbeleid 2020 opgenomen dat Nederland géén nieuw belastingverdrag aangaat met staten die zijn opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden.

 

Per 24 februari 2022 staan de volgende landen op deze EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties (bron: document Raad van de Europese Unie):

  • Amerikaans Samoa;
  • Fiji;
  • Guam;
  • Palau;
  • Panama;
  • Samoa;
  • Trinidad en Tobago;
  • de Amerikaanse Maagdeneilanden;
  • Vanuatu

 

Vanwege BEPS is in het in 2020 gepubliceerde fiscale verdragsbeleid van Nederland meer aandacht op bestrijding van verdragsmisbruik dan vroeger.

 

Verplichte onderdelen van het MLI die in principe moeten worden toegepast in een belastingverdrag dat beide landen bij het MLI hebben aangemeld (‘covered tax agreement’) zijn de minimum standards zoals daar zijn de zogenaamde principle purpose test (hierna: PPT), de preambule van belastingverdragen die duidelijk moet weergeven dat een van de doelstellingen van een onder het MLI vallend belastingverdrag is het voorkomen van dubbele vrijstelling of een vermindering van belasting door belastingontwijking en -ontduiking en de mutual agreement procedure (wederzijds overleg om bijvoorbeeld situaties van dubbele fiscale woonplaats op te lossen)

 

Om belastingontwijking daadwerkelijk te voorkomen heeft Nederland in het MLI gekozen voor een PPT. Sinds 2020 maakt de PPT deel uit van het Nederlandse Fiscale Verdragsbeleid. Wanneer de andere verdragspartner ook heeft gekozen voor de PPT dan wordt de PPT daadwerkelijk als antimisbruikbepaling van toepassing op het betreffende belastingverdrag. In de belastingverdragen van Nederland met Denemarken, Oekraïne en Zwitserland is een wijzigingsprotocol overeengekomen waarin de PPT is opgenomen. Met Ierland is recent een nieuw belastingverdrag overeengekomen waarin ook een PPT als antimisbruikbepaling in het verdrag opgenomen. Deze verdragen zullen in nabije toekomst aan bovenstaande lijst worden toegevoegd.

 

Nederland kiest er conform het Nederlandse verdragsbeleid bij het MLI voor uitsluitend de PPT toe te passen. De PPT is een zelfstandige algemene antimisbruikbepaling waarmee voldaan wordt aan de minimum standard tegen verdragsmisbruik. Wanneer uit de PPT blijkt dat het verkrijgen van een bepaald verdragsvoordeel een van de voornaamste redenen was voor de constructie of de transactie die tot dat voordeel hebben geleid dan worden deze verdragsvoordelen met betrekking tot een bepaald inkomensbestanddeel niet toegekend. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het kunstmatig tussenplaatsen van een vennootschap, zonder dat deze vennootschap daadwerkelijk economische activiteiten verricht (geen werknemers, geen kantoor), met de bedoeling om de deelnemingsvrijstelling te genieten en/of een beroep te doen op de belastingverdragen waarbij het vestigingsland van de BV is aangesloten.

 

Met de PPT wordt in essentie beoogd ervoor te zorgen dat belastingverdragen alleen worden toegepast waarvoor ze bedoeld zijn: voordelen toekennen aan het bonafide goederen-, diensten-, kapitaal- en personenverkeer. Met de toepassing van de PPT wordt ook beoogd dubbele niet-belasting en vermindering van belasting door belastingontwijking en -ontduiking (waaronder treaty shopping-technieken) te voorkomen.

 

De PPT bestaat uit twee relevante vereisten, namelijk een motiefvereiste en een normvereiste (voorgegaan door een resultaattoets):

 

De resultaattoets houdt in dat er eerst sprake moet zijn van een constructie of transactie die heeft geresulteerd in het genieten van een bepaald verdragsvoordeel.

 

Bij het motiefvereiste gaat het vooral om de onderliggende beweegreden van een belastingplichtige met zijn keuze voor een bepaalde constructie of transactie. Met welke intentie is de constructie opgezet? Het verdragsvoordeel wordt niet toegekend indien redelijkerwijs kan worden geconcludeerd — na rekening te hebben gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden — dat het verkrijgen van dat belastingvoordeel een van de hoofddoelen was van de transactie of constructie.  Hoewel sluitend bewijs van het vermeende doel van de betreffende belastingplichtige met de transactie of constructie niet vereist is, mag er toch niet te snel van worden uitgegaan dat het verkrijgen van het verdragsvoordeel een van de hoofddoelen was van de transactie of constructie. De Belastingdienst dient een en ander aannemelijk te maken zoals blijkt uit het Euro Park Service-arrest en het Eqiom arrest.

 

Het Hof van Justitie heeft immers beslist dat een anti misbruikbepaling precies, duidelijk en voorspelbaar moet zijn met betrekking tot de effecten er van. Er zou dan dus wél sluitend bewijs moeten zijn dat een structuur of transactie is opgezet om een belastingverdragsvoordeel te verkrijgen.

 

Wanneer een Belastingdienst wél makkelijk aanneemt dat aan het motiefvereiste is voldaan dan komt dat er in feite op neer dat de bewijslast wordt omgekeerd naar belastingplichtige en dat is niet proportioneel.

 

Om te bepalen of het verkrijgen van het verdragsvoordeel een van de hoofddoelen was van een transactie of constructie, dient een objectieve analyse (‘reasonableness test’) te worden gemaakt van de doelstellingen van alle bij het opzetten van de constructie of transactie betrokken personen. Wat de doelstellingen van een constructie of transactie zijn, is een feitelijke vraag; zij kan alleen beantwoord worden door alle omstandigheden mee te wegen die betrekking hebben op de transactie of constructie, dat wil zeggen een case by case-benadering. Een dergelijke benadering houdt de PPT en de toepassing daarvan flexibel, mede omdat de mogelijkheid wordt geboden in te spelen op mogelijk nieuwe patronen.

Wanneer uit de objectieve analyse van de feiten blijkt dat er (ook) reële economische (voldoende ‘substance’) motieven een relevante rol hebben gespeeld voor de constructie dan is het pleitbaar te stellen dat niet aan het motiefvereiste wordt voldaan.

 

Volgens het normvereiste wordt een verdragsvoordeel wel toegekend indien het behalen daarvan in de gegeven omstandigheden in overeenstemming is met het doel en de strekking van de relevante verdragsbepalingen. Dit zal zich in het bijzonder voordoen wanneer een transactie onlosmakelijk verbonden is met een commerciële (reële) kernactiviteit waarbij de vormgeving van deze transactie niet is ingegeven door het verkrijgen van een verdragsvoordeel; indien een verdragsvoordeel desalniettemin het gevolg is van de betreffende transactie is het hoofddoel of een van de hoofddoelen niet gericht op het verkrijgen van een zodanig voordeel.

 

In dit kader kan nog worden verwezen naar de uitkomst van het EU arrest Lexel (januari 2021) Het ging om een Frans concern dat via verscheidene intraconcerntransacties financiële middelen naar Spanje bracht om vervolgens in Spanje investeringen te kunnen gaan doen. Aandelen in een Belgische groepsmaatschappij werden verhangen naar het Zweedse concernonderdeel Lexel waarvoor Lexel een lening bij het Franse hoofdkantoor aanging. Het EU HvJ oordeelde dat de Zweedse renteaftrekbeperking niet van toepassing kon zijn omdat er van misbruik van recht geen sprake was; de voorwaarden van de intraconcerntransacties waren at arm’s length.

 

Om de rechtszekerheid te verbeteren heeft Nederland conform haar fiscale verdragsbeleid nog een discretionary-reliefbepaling opgenomen welke inhoudt dat fiscale verdragsvoordelen alsnog worden toegekend indien die voordelen ook zouden zijn toegekend bij afwezigheid van de relevante constructie of transactie.

 

Hybride entiteiten

 

Nederland heeft een behoorlijk aantal niet-verplichte onderdelen van het MLI opgenomen in haar verdragsbeleid. Zo betreft het onder meer een bepaling die regelt in welke gevallen verdragsvoordelen worden toegekend als inkomen wordt verkregen door of uit een hybride entiteit. Overeenkomstig de zogenaamde ‘doorkijkbenadering’ worden verdragsvoordelen alleen door een staat verleend indien het inkomen daadwerkelijk in de andere staat in de belastingheffing wordt betrokken.

 

Verdragswoonplaats

 

Uit de BEPS actiepunten 2 en 6 is naar voren gekomen dat een dubbele vestigingsplaats vaak verband hield met (verdrags) misbruik via belastingontwijkingsstructuren. In artikel 4 MLI is een bepaling opgenomen waarbij de verdragswoonplaats van een dual resident vennootschap in onderling overleg tussen de betrokken staten wordt vastgesteld. Een en ander is ook opgenomen in het Nederlandse verdragsbeleid.

 

Praktisch nadeel hiervan kan zijn dat zolang er geen duidelijkheid is over de verdragswoonplaats van de rechtspersoon; het belastingverdrag ook niet kan worden toegepast. Nu de betrokken staten geen verplichting hebben binnen een bepaalde termijn te reageren en belastingplichtigen hier ook geen invloed op hebben ligt rechtsonzekerheid op de loer wanneer de verdragswoonplaats op basis van onderling overleg wordt vastgesteld.

 

Vaste inrichting

 

De implementatie van het MLI kan een substantiële uitbreiding van het begrip ‘vaste inrichting’ tot gevolg hebben. Het resultaat hiervan kan zijn dat Nederlandse bedrijven met grensoverschrijdende activiteiten veel sneller dan ‘vroeger’  een vaste inrichting in het buitenland hebben en dus een deel van de winst moeten toewijzen aan de buitenlandse vaste inrichting.

 

Als gevolg van art. 14 MLI worden twee vormen van misbruik aangepakt:

  • de fragmentatie van hulp- en voorbereidingswerkzaamheden
  • zogeheten commissionair-structuren en anderzijds

 

In art. 13 van het MLI zijn een aantal anti-misbruikmaatregelen opgenomen zoals een antifragmentatiemaatregel die ten doel heeft relevante activiteiten van nauw verbonden ondernemingen gezamenlijk te beoordelen voor de uitzondering op het vaste-inrichting begrip.

 

Ook is bij bouw-, constructie- of montagewerkzaamheden een maatregel opgenomen om het splitsen van contracten tussen verbonden ondernemingen te voorkomen om zodoende kunstmatig de minimumduur van een dergelijk project te ontgaan (art 14 MLI). Hierbij kan ook de PPT worden ingeroepen.

 

Met art. 12 MLI wordt afscheid genomen van de contractuele werkelijkheid die bepalend is of een vaste inrichting  en/of vertegenwoordiger aanwezig is. Onder het vroegere begrip vaste inrichting wordt is geen sprake van een vaste inrichting indien de commissionair de achterliggende principaal-onderneming niet aan de afnemer in juridische zin bindt. Deze zuiver juridische benadering wordt afgewezen, louter de economische werkelijkheid geeft nog de doorslag.

 

Onder art. 12 MLI is al sprake van een vaste vertegenwoordiger indien:

  • de persoon handelt (in het buitenland) namens de onderneming (opdrachtgever);
  • deze persoon in die hoedanigheid gewoonlijk overeenkomsten sluit namens de opdrachtgever of hierbij een voorname rol speelt;
  • deze overeenkomsten zijn gesloten in naam van de onderneming dan wel voor de overdracht van eigendom, voor het verlenen van een gebruiksrecht met betrekking tot goederen die eigendom zijn van of in gebruik zijn bij de onderneming of voor het verlenen van diensten door de onderneming.

 

Een onafhankelijke agent die op eigen naam en voor eigen rekening handelt kan dus een vaste vertegenwoordiger zijn wanneer hij (zij) gedurende een zekere (duurzame) periode alleen of quasi alleen optreedt voor één onderneming of groep van verbonden ondernemingen.

 

Nederland heeft overigens een tijdelijk voorbehoud gemaakt op bovenstaande bepaling; eerst bij effectieve conflictresolutie en voldoende duidelijkheid over de winsttoerekening aan een vaste vertegenwoordiger zal dit voorbehoud worden ingetrokken.

 

Het voorkomen van dubbele niet-heffing

 

In art. 5 MLI is een zogenaamde ‘switch-over’ bepaling opgenomen die inhoudt dat wordt overgegaan van de vrijstellingsmethode naar de verrekeningsmethode ter voorkoming van dubbele heffing indien door een verschil in interpretatie van het belastingverdrag of de feiten geen belasting wordt geheven dan wel tegen een beperkt tarief.

 

Het MLI voorziet tot slot in een verplichte en bindende arbitrageprocedure (art. 18-26 MLI) De arbitrage is verplicht en de uitkomst is bindend voor de betrokken staten.

 

Synthesised texts

 

Om de praktijk inzicht te geven welke verdragstekst inclusief MLI bepalingen leidend is hebben we de zogenaamde synthesised texts; van belastingverdragen waarbij beide landen zich akkoord hebben verklaard met de doorwerking van de MLI bepalingen wordt een synthesised (‘samengevoegde’) tekst opgesteld.

 

Conclusie

 

Vanwege het feit dat de bepalingen uit het MLI voorrang hebben boven de bepalingen uit de belastingverdragen is het mogelijk om, heel efficiënt, door een wijziging van het MLI in één keer vele belastingverdragen inhoudelijk aan te passen. Dan is natuurlijk wel nodig dat beide landen het belastingverdrag aanmelden bij het MLI. Wel is er een risico op complicaties wanneer landen voorbehouden maken op bepaalde onderdelen uit het MLI van een ‘covered tax agreement’.

 

Heeft u vragen of opmerkingen over het bovenstaande of een andere (inter)nationale fiscale vraag dan horen wij graag.

 

Nijmegen, 30 juni 2022

 

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

024-7600136

 

 


 

 

Ministerie van Financiën, 5 april 2022

Multilateraal Instrument (MLI) en Nederlandse belastingverdragen

 

 

 

Het Multilateraal Instrument (MLI) maakt het voor landen mogelijk op een snelle en efficiënte wijze hun belastingverdragen aan te passen om belastingontwijking tegen te gaan, zonder dat hiervoor nieuwe onderhandelingen nodig zijn. Het MLI bevat namelijk bepalingen tegen belastingontwijking die doorwerken in belastingverdragen van landen die daarvoor kiezen.

 

Het MLI geldt per 1 juli 2019 ook voor Nederland. Hieronder wordt uitgelegd wat dit betekent voor Nederlandse belastingverdragen. Daarbij is een tabel opgenomen van belastingverdragen waarop het MLI doorwerkt. Deze tabel wordt ieder kwartaal geactualiseerd.

 

Wat is het MLI?

Belastingverdragen zijn bedoeld om dubbele belasting te voorkomen voor burgers en bedrijven maar ook om te voorkomen dat er helemaal geen belasting wordt betaald. De OESO/G20 hebben in het zogeheten BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting) tegen belastingontwijking voorstellen gedaan om internationale belastingontwijking te voorkomen. Deze voorstellen hebben betrekking op nationale wetgeving (bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de belastingregels van landen beter op elkaar aansluiten) en op belastingverdragen. Het MLI is een instrument om de maatregelen voor aanpassing van belastingverdragen op een snelle manier op deze verdragen te laten doorwerken.

De tekst van het MLI en een Nederlandse vertaling daarvan zijn te vinden via:

https://wetten.overheid.nl/BWBV0006679/2019-07-01#Verdrag_2

 

Hoe werkt het MLI?

In het MLI zelf is geregeld hoe de MLI-bepalingen doorwerken op belastingverdragen. In de kern geldt dat een bepaling uit het MLI doorwerkt op een belastingverdrag als beide verdragspartners daarmee via het MLI hebben ingestemd en het MLI in beide landen in werking is getreden. Om te weten of een MLI-bepaling doorwerkt, moeten daarom de volgende vragen worden beantwoord:

(1) Is het MLI voor beide verdragspartners bij het belastingverdrag in werking getreden?

(2) Hebben beide verdragspartners het geldende belastingverdrag aangemeld onder het MLI?

(3) Hebben beide verdragspartners ingestemd met doorwerking van een MLI-bepaling? en

(4) Is het MLI van toepassing op het belastingverdrag voor de belasting die het betreft?

 

Om dit na te gaan, kunnen de MLI-posities (zoals welke verdragen zijn aangemeld en welke MLI bepalingen een land wil laten doorwerken) van Nederland en zijn verdragspartners worden geraadpleegd via: https://www.oecd.org/tax/treaties/beps-mli-signatories-and-parties.pdf

 

Vanaf wanneer is het MLI van toepassing?

Het MLI is voor Nederland in werking getreden op 1 juli 2019. De vervolgvraag is wanneer bepalingen van het MLI van toepassing worden op de belastingverdragen die Nederland heeft aangemeld voor het MLI. Dit is geregeld in artikel 35 van het MLI en hangt af van de volgende

vragen:

(1) Wanneer is het MLI in werking getreden voor de verdragspartner bij dat belastingverdrag?

(2) Welke verdragspartner past het MLI toe (Nederland of de verdragspartner van Nederland)?

(3) Welk belastingmiddel betreft het (bronbelastingen of andere belastingen)?

(4) Heeft de verdragspartner met een voorbehoud bij artikel 35 van het MLI afwijkingen bedongen op de hoofdregels voor het van toepassing worden van het MLI?

Schematische weergave voor het van toepassing worden van het MLI

Onderstaand schema geeft weer op welke belastingverdragen en vanaf welk moment het MLI door Nederland kan worden toegepast. Het moment waarop het MLI door de verdragspartner van Nederland kan worden toegepast, kan hiervan afwijken. De in blauw weergegeven verdragen bevatten een link naar de zogenoemde ‘synthesised texts’ waarin de concrete gevolgen van het MLI op een leesbare wijze zijn weergegeven in de doorlopende verdragstekst.

 

Voor het belasting geldt het MLI voor bronbelastingen geldt het MLI voor andere belastingen
die zich voordoen op of na …
Albanië 1-1-2021 1-7-2021
Australië 1-1-2020 1-1-2020
Bahrein 1-1-2023 31-12-2021
België 1-1-2022 1-1-2022
Bosnië Herzegovina 1-1-2021 1-7-2021
Canada 1-1-2020 1-6-2020
Egypte 1-1-2021 1-7-2021
Finland 1-1-2020 1-1-2020
Frankrijk 1-1-2020 1-1-2020
Georgië 1-1-2020 1-1-2020
Griekenland 1-1-2022 1-1-2022
Hongarije 1-1-2022 1-1-2022
IJsland 1-1-2020 1-7-2020
India 1-1-2020 1-4-2020
Indonesië 1-1-2021 26-6-2021
Israël 1-1-2020 1-1-2020
Japan 1-1-2020 1-1-2020
Jordanië 1-1-2021 1-7-2021
Kazakhstan 1-1-2021 1-4-2021
Korea 1-1-2021 1-3-2021
Kroatië 1-1-2022 1-12-2021
Letland 1-1-2021 1-8-2020
Litouwen 1-1-2020 1-1-2020
Luxemburg 1-1-2020 1-2-2020
Maleisië 1-1-2022 1-12-2021
Malta 1-1-2020 1-1-2020
Noorwegen 1-1-2020 1-5-2020
Nieuw-Zeeland 1-1-2020 1-1-2020
Oostenrijk 1-1-2020 1-1-2020
Oman 1-1-2021 1-5-2021
Portugal 1-1-2021 1-12-2020
Pakistan 1-1-2022 1-10-2021
Panama 1-1-2022 1-9-2021
Qatar 1-1-2021 1-10-2020
Rusland 1-1-2021 30-11-2020
Saoedi Arabië 1-1-2021 1-11-2020
Servië 1-1-2020 1-1-2020
Singapore 1-1-2020 1-1-2020
Slowakije 1-1-2020 1-1-2020
Slovenië 1-1-2020 1-1-2020
Tsjechië 1-1-2021 1-3-2021
Verenigde Arabische Emiraten 1-1-2020 1-3-2020
Verenigd Koninkrijk 1-1-2020 1-1-2020

Aandachtspunten bij bovenstaand schema:

Dit schema geeft de situatie weer naar de stand van zaken op 1 april 2022.

 

Afhankelijk van Nederlandse verdragspartners kan het MLI nadien voor meer Nederlandse belastingverdragen van toepassing worden. Het schema wordt per kwartaal aangepast.

 

Het MLI is voor Zweden (op 1 oktober 2018) en Estland (op 1 mei 2021) in werking getreden. Ook zal het MLI voor Roemenië in werking treden (op 1 juni 2022). Door voorbehouden die Zweden en Estland hebben gemaakt bij artikel 35 van het MLI is het MLI nu nog niet van toepassing op de belastingverdragen die Zweden en Estland hebben aangemeld voor het MLI. Vooralsnog zal dit ook gelden voor de belastingverdragen die Roemenië heeft aangemeld.

 

Het verdrag met Rusland is door Rusland opgezegd en is vanaf 1 januari 2022 buiten werking getreden.

 

De weergegeven data in dit schema gelden niet voor de onderling overlegprocedure of arbitrage; daarvoor gelden doorgaans andere data. Meer informatie?

 

Meer informatie over het MLI en de doorwerking op belastingverdragen is te vinden op:

OESO-website over het MLI:

https://www.oecd.org/tax/treaties/multilateral-convention-to-implement-tax-treaty-relatedmeasures-to-prevent-beps.html

Het Explanatory Statement met nadere informatie over de werking van het MLI:

https://www.oecd.org/tax/treaties/explanatory-statement-multilateral-convention-toimplement-tax-treaty-related-measures-to-prevent-BEPS.pdf

De Nederlandse MLI-positie is toegelicht in de parlementaire documenten, met name in:

De memorie van toelichting bij de goedkeuringswet:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34853-3.html

De nota naar aanleiding van het verslag bij de goedkeuringswet:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34853-6.html

 

Ministerie van Financiën, 5 april 2022

Terug

U wilt meer weten over "Multilateraal Instrument (MLI) en Nederlandse belastingverdragen"?
Of u heeft vragen, neem contact met ons op. Wij maken graag tijd voor u.